12 DECEMBER 1946 485 stimuleeren. Het uitgetrokken bedrag is inderdaad gering, vooral in verband met de huidige prijzen der boeken, maar Spr. twijfelt niet aan de medewerking van den Raad, als mocht blijken, dat hiervoor meer noodig is. De heer HEER is erkentelijk voor de toezegging, door den Voorzitter gedaan, de cultureele vereenigingen bij elkaar te zullen roepen, ten einde op die manier te komen tot een cultuurraad. Spr. wil het aantal deskundigen in dien raad zooveel mogelijk beperken; men moet vooral actieve personen daarin opnemen. Met het denkbeeld om de Bredasche Orkestvereeniging volksconcer ten van lichtere muziek te laten geven, kan Spr. zich vereenigen, maar hij zou die concerten niet in de plaats willen laten treden van de con certen van het Utrechtsch Stedelijk Orkest, want, dan zou men achter uit gaan. Spr. blijft de meening toegedaan, dat men de jeugd in de eerste plaats iets moet bieden, alvorens haar te verbieden. In het rapport van den Jeugdraad, hetwelk in Juli j.l. is verschenen, wordt de toezegging ge daan, dat er in het najaar jeugdconcerten zullen worden gegeven. Tot nog toe is er echter niets geschied. Spr. vindt, dat men bij de samen stelling van den Jeugdraad te veel op z'n Breda'sch te werk is gegaan. De raad bestaat uit menschen, die veel praten, maar die geen tijd heb ben om de zaak zelf ter hand te nemen. Spr. had hier de voorkeur gegeven aan een overkoepelingsorgaan, gevormd uit de verschillende jeugdvereenigingen. Men had dan menschen uit de practijk gekregen. Dezen zouden meer bereikt hebben dan de huidige deskundigen, die niet over veel tijd beschikken. Spr. is het met den heer Mabelis eens, dat de verschillende jeugdvereenigingen in eigen kring meer vrucht dragend werkzaam kunnen zijn, maar zij kunnen toch van tijd tot tijd eens bij elkaar komen, dan kunnen ook de anderen meegenieten. Spr. ziet de perspectieven van het vervolgonderwijs niet zoo somber in als de heer Mabelis. Vroeger zijn er al eens cursussen gegeven voor oudere menschen; daarvoor was toen veel animo. Spr. geeft in over weging, bedoeld onderwijs in te schakelen bij de Handelsavondschool en de Avondschool voor ambachtslieden. De onderwijzers hebben natuurlijk hun dagtaak, maar zij moeten die na schooltijd niet als beëindigd beschouwen. Spr. wijst in dit verband Op het voorbeeld, dat het personeel van de Nutsscholen geeft; dit dwingt respect af en is oorzaak, dat de openbare lagere scholen in leer lingen-aantal terugloopen, want het daaraan verbonden personeel ver toont gebrek aan activiteit. Wat de vernieuwing van het onderwijs betreft, zegt Spr., dat het leerplan daarvoor niet omver geworpen behoeft te worden; het kan in dit plan worden ingeschakeld en het zal niet meer werk meebrengen, als de onderwijzers voldoende deskundig zijn. Daarom dienen bijeen komsten van onderwijzers te worden belegd om hun te toonen wat op dit gebied gedaan kan worden en om hun belangstelling te stimuleeren. Spr. hoopt, dat de heer Mabelis over zijn bezwaren zal heenstappen en zich een warm voorstander zal toonen van het openbaar onderwijs. De heer VAN SWOL merkt op, dat de jeugd niet de beschikking heeft over voldoende sportterreinen. Wil men de jeugdbaldadigheid vol doende bestrijden dan moet men de jeugd in haar vrijen tijd bezig houden. Dit is mogelijk door middel van de sport. Hier zijn niet alleen sportterreinen voor noodig, maar er moet ook leiding zijn bij het spel. Spreker zou gaarne zien dat de jeugd ingedeeld werd in een aparte competitie. De gemeente zou prijzen beschikbaar kunnen stellen in de z'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 485