490 12 DECEMBER 1946 De VOORZITTER merkt op, dat zulks niet mogelijk is; het maken van afzonderlijke potjes uit belastingopbrengst wordt niet toegestaan. De heer HEER zegt, dat subsidies thans bijna niet worden toegestaan; we zouden het toch zoo eens kunnen probeeren. De VOORZITTER zegt, dat het niet zal lukken, maar hij wil het nog eens bekijken. De Hoofdstukken XIII, XIV, XV en XVI worden zonder be denking goedgekeurd en vastgesteld. De Kapitaaldienst wordt zonder bedenking goedgekeurd en vastgesteld. De gemeente-begrooting van inkomsten en uitgaven voor het dienstjaar 1947 wordt alsnu, met inachtneming van de le be- grootingswijziging en de alsnog aangebrachte wijzigingen, zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het dekkingsplan 1946 (bijlage 189), dekkingsplan 1947 (bij lage 190) met de 63e begrootingswijziging 1946 worden zon der hoofdelijke stemming aangenomen. 26. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van het bedrag als bedoeld in artikel 55bis van de L. O. wet 1920 (Bijlagen 1946, no. 238). Dit voorstel wordt zonder bedenking aangenomen. De VOORZITTER zegt, dat men thans aan het einde is gekomen van de behandeling van de gemeente-begrooting 1947. Hij wil nog een enkele opmerking maken over het geraamde tekort. Dit blijkt nog mee te vallen. De gemeente verwacht nog enkele niet verrekende uit- keeringen, te weten: le. Rijksuitkeering in zake Politie-uitgaven 300.000 2e. Verhoogde uitkeering gemeente-fonds: a. inzake kwestie annexatie 57.000 b. z.g. koppengeld v 240.000 597.000 1430.000 597.000 833.000 Dit, tekort moet echter nog worden aangevuld met de 10%> salaris- verhooging. Noodlijdendheid ontstaat bij een tekort van 560.000. Spreker dankt verder de raadsleden voor de vlotte wijze, waarop de begrooting is afgewerkt. Hij brengt ook dank aan de hoofden van dienst en de andere ambte naren, speciaal van de afdeeling Financiën, voor de snelle wijze waarop de noodige stukken zijn klaar gemaakt. Het tekort was geraamd op en wordt dus

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 490