52
26 FEBRUARI 1946.
De bevolking van Breda is voor 80°/o R. Katholiek. Het
is daarom logisch, dat men hier wil weten, of de menschen
met een gerust hart naar een bepaalde film toe kunnen
gaan. Spr. vindt zulks vanzelfsprekend.
De heer VAN HOUTEN zegt, dat het bij hem niet
gaat tegen het Katholieke beginsel, maar hij is er tegen,
dat het Katholieke volksdeel zijn wil oplegt aan het anders
denkende deel der burgerij. Men moet bedenken, dat het
feit, dat men niet-Katholiek is, volstrekt niet wil zeggen,
dat men onchristelijk is. Als men de samenstelling van de
centrale commissie niet juist acht, moet men er voor ijveren
daarin verandering te brengen. Spr. acht de centrale com
missie volkomen voor haar taak berekend.
De VOORZITTER merkt op, dat de heer Van
Houten vergeet, dat de wet nakeuring toelaat.
De heer VAN DEN EEDEN verklaart, niet gezegd te
hebben, dat niet-Katholieken onchristelijk zijn.
Zonder verdere bedenkingen wordt daarop
conform het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
34. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij
ter goedkeuring aanbiedende de begrooting van het Oude-
Mannenhuis voor 1946.
Zonder eenige bedenking wordt tot goed
keuring besloten.
35. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot
verlenging van den termijn tot ontruiming van de onbe
woonbaar verklaarde woning Gasthuisstraat no. 28 (Bijlagen
1946, no 27).
Niemand der leden hiertegen eenige bedenking
te kennen gevende, wordt dienovereenkomstig
besloten,