26 FEBRUARI 1946.
53
36. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot
wijziging van het Reglement voor het Oude-Mannenhuis
(Bijlagen 1946, no. 18).
De heer LAUREY kan zich indenken, dat het College
van Regenten in dezen tijd een inkoopsom van f 80,— te
gering acht, maar om het bedrag der inkoopsom voor elk
geval afzonderlijk door dat College te laten bepalen, vindt
Spr. toch te ver gaan. Het College is dan niet meer aan
een limiet gebonden. Spr. komt het beter voor, het bedrag
der inkoopsom met 50°/o te verhoogen en te brengen op
f 120,
De VOORZITTER merkt op, dat een bedrag van
f 120,— ook nog heel weinig is
Wethouder STRUIJCKEN verklaart aanvankelijk ook
de meening van den heer Laurey gedeeld te hebben,
dat het verdwijnen van een limiet in deze te ver ging. Spr.
heeft toen eens gesproken met den Voorzitter van het
College van Regenten en daarna kon hij zich wel daarmede
vereenigen. Als de inkoopsom op f 80,—bleef gehandhaafd,
dan zou het College in de toekomst bij de Gemeente moeten
aankloppen om de tekorten aan te vullen. Bij de aspirant
broeders zijn er die er goed bij zitten. In zulke gevallen is
het onjuist met zoo'n laag bedrag te volstaan; het gaat
immers om kost, inwoning en verzorging voor het geheele
verdere leven! Het is te lastig, als er een limiet is. Als
men dengenen, die een aardig spaarduitje hebben, méér
vraagt, kunnen anderen, die niet veel bezitten, daardoor
worden toegelaten. De begrooting en de rekening van de
instelling bieden de mogelijkheid om controle uit te oefenen
op het beleid der regenten. Burgemeester en Wethouders
bekijken deze stukken en kunnen als zij dit noodig
oordeelen verantwoording vragen aan de regenten.
Later, wanneer de economische toestand meer stabiel zal
zijn geworden, kan men weer een limiet stellen.
De heer SMIT is door het betoog van den heer