60 26 FEBRUARI 1946. „leend om een stadsdienst uit te oefenen. „ad 2) Bedoelde toestemming is verleend zonder dat dc „Gemachtigde voor het vervoer en verkeer langs den weg, of „de Rijksinspecteur omtrent de kwestie overleg hadden ge pleegd met het Gemeentebestuur. „Wèl echter hebben B. en W., nadat de toestemming ver- „leend was, de kwestie met de beide genoemde functionarissen „besproken. „De stadsdienst functioneerde n.l. reeds weer toen B. en W. „er nog geen kennis van droegen, dat toestemming was gege- „ven. Het Gemeentebestuur heeft toen telegrafisch aan het „Departement van Verkeer en Energie om inlichtingen ver- poch t, hetwelk daarop bedoelde bespreking geëntameerd „heeft. „Bij deze bespreking is van de zijde van het Departement „naar voren gebracht, dat Den Haag ervan op de hoogte is, „dat tegen de wederinschakeling van den Heer Broos bezwaar „is gemaakt.. „Het Departement en de Rijksverkeersinspectie oordeelt „echter: ,,a) dat, wil men onverwijld een busdienst, de „Monopol" „niet zal kunnen worden uitgeschakeld; ,,b) dat aan inschakeling van de „Monopol" geen enkel be- „zwaar is verbonden omdat deze handelszaak onder beheer „is gesteld, ,,c) dat de vraag, of de „Monopol" op den duur voor een „concessie in aanmerking zal kunnen blijven komen, zal moe- „ten worden beantwoord door den Landelijken Zuiveringsraad „voor Tram en Wegvervoer, Trans 15, te Utrecht, „ad 3) de derde vraag vindt beantwoording in het onder 2 „gestelde. De heer KAMPHUIJS dankt Burgemeester en Wet houders voor hun antwoord, waaruit blijkt, dat ook zij den heer Broos niet den juisten persoon achten voor exploitatie van een stadsautobusdienst. Voorts zegt Spr., dat de ex ploitatie van zulk een dienst beter door de gemeente kan geschieden; hij vindt dit een stadstaak. Er is indertijd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 60