62
26 FEBRUARI 1946.
De VOORZITTER verklaart, dat de ..Monopol" altijd
zooveel mogelijk rekening heeft gehouden met de wenschen
van het Gemeentebestuur. Wat de motie van den heer
Smit betreft, deze zal nog worden bezien.
De heer SMIT verzoekt Burgemeester en Wethouders
eens te informeeren in gemeenten, welke zelf autobus
diensten exploiteeren, naar de daarmede verkregen resultaten.
De VOORZITTER zegt, dat men die resultaten zal
opvragen.
De heer KAMPHUIJS heeft nu voor het eerst vernomen,
dat er een beheerder over de Monopol" is aangesteld;
zulks bleek niet uit de krantenberichten over het weder-
functioneeren van den stadsautobusdienst.
De VOORZITTER zegt, dat een daarvoor officieel
ingestelde instantie dergelijke bedrijven zuivert.
De heer KAMPHUIJS deelt mede, dat op één na alle
vroegere chauffeurs weer bij de „Monopol" in dienst zijn
genomen. Eén is er door den heer Broos afgewezen en
wel omdat die een getuigenis tegen hem had afgelegd.
Spr. begrijpt niet, hoe dit mogelijk is, nu er een beheerder
over de „Monopol" blijkt te zijn aangesteld.
De VOORZITTER merkt op, dat dit geheel staat buiten
de thans aanhangige kwestie.
De heer DIRVEN verklaart, vroeger jarenlang werkzaam
te zijn geweest bij de Zuider Stoomtramweg-Maatschappij.
Hieronder ressorteerde ook de Bredasche gemeentetram.
Dit was maar een eenvoudig bedrijf met paardentractie en
toch bedroeg het exploitatie-tekort f 9000, Spr. vreest,
dat dit tekort bij een gemeentelijk autobusbedrijf nog veel
hooger zou zijn. Hij moet dan ook ernstig waarschuwen
tegen gemeentelijke exploitatie.