1 MEI 1946. 81 „Straks komt de vraag aan de orde, of ook in de samen stelling van het dagelijksch bestuur der Gemeente rekening .gehouden zal worden met den wil der kiezers, die wij her- halen het, in het verleden nooit is uitgevoerd door de R.K. .Raadsfractie. „Alleen met volle erkenning van de maatschappelijke en .politieke stroomingen zal een vruchtbare samenwerking .mogelijk zijn. De heer LAÜREIJ houdt de volgende rede „Mijnheer de Voorzitter „Dat de begrooting 1946, welke de Raad op het punt staat ,te gaan behandelen, met een tekort van circa IJ/^ millioen, ,niet tot blijmoedigheid stemt, behoeft wel geen nader betoog. „Het heeft naar mijn meening weinig zin zich te gaan ver- diepen in de oorzaken, welke tot deze welhaast catastrophale .verhoudingen hebben geleid, omdat die oorzaken voor de ,hand liggen, als zijnde het gevolg van de vijf lange en .bange bezettingsjaren, welke het geheele economische, so- ,cia!e en cultureele leven in ons geheele land hebben ont- .wricht, tengevolge van welk vandalisme ook onze gemeen de, in meer dan een opzicht den tol heeft te betalen. „Stof tot critiek inzake het financieel beleid van het te- .genwoordig College van Burgemeester en Wethouders ten „aanzien van deze begrooting kan m.i. gevoeglijk achter- „wege blijven, terwijl critiek op de gesties en het beleid van ,de tijdens de bezettingsjaren fungeerende colleges van Bur- gemeester en Wethouders, althans wat het financieel ge- .deelte betreft, weinig of geen zin meer heeft. „Het moge ons, trots de sombere cijfers, welke deze be- .grooting ons biedt, tot verheugenis stemmen, dat de lage ,en duivelsche listen van het z.g. Herrenvolk, de veerkracht ,van ons Nederlandsche Volk niet hebben kunnen neerdruk- ,ken of breken, niettegenstaande de onmenschelijke en dui- .velsche listen, welke deze sadisten gemeend hebben te moe- ,ten bezigen en toepassen. „Die ongebroken veerkracht maakt het mogelijk, hoe zorg- ,vol de tijden en omstandigheden thans nog mogen zijn, dat ,ons Volk zich uiteindelijk zal weten te herstellen, zoowel ,in geestelijk als in materieel opzicht. „Als deze gedachte en opvatting gemeengoed wordt, dan lijdt het geen twijfel of de erfenis van het barbarendom zal „ten slotte volkomen gelikwideerd worden, zeer zeker in „financieel opzicht, terwijl het leed van duizenden onzer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 81