83 I MEI 1946. .gestelde Raad zou aanduiden als een voortzetting van den .thans bestaanden tijdelijken nood-raad. ,,Ik kan mij dan ook niet onttrekken aan den indruk, dat ,een dergelijke meerderheidsgroep dit sophisme slechts heeft .willen verkondigen om daarmede recht te willen praten ,wat zichtbaar krom is EN om daarmede te trachten te be- .toogen, dat„waar deze tijdelijke nood-raad nu eenmaal ,een voortzetting is van den ouden Raad, moeten daarin de .verhoudingen en toestanden ook maar bestendigd blijven, zooals zij van ouds hebben gegolden". „En, Mijnheer de Voorzitter, ik meen in deze mijn ver onderstelling steun te vinden in de debatten, welke door .bedoelde meerderheidsgroep bij de verkiezing van de Wet- houders zijn gevoerd, welke in haar wezen ik kan het ,nu eenmaal niet anders zien of aanvoelen ten doel had- ,den de zetels van de vier katholieke Wethouders veilig te .stellen. „De heer Van Houten heeft tegen deze opvatting en .bedoeling der meerderheidsgroep, in de eerste vergadering ,van dezen nieuwen Raad op zóó duidelijke enklaiewijze .geprotesteerd, alsmede op zulk een afdoende wijze het ab- „surde van een dergelijk standpunt aangetoond, dat ik mij .ontslagen mag achten van de verplichting hierop thans nog „uitvoerig in te gaan. „Wel is het m.i. gerechtvaardigd te twijfelen aan de ver klaring van de Katholieke meerderheidsgroep, namelijk dat „zij in beginsel niet afwijzend staat tegenover de benoeming „van een niet-Katholieken Wethouder, als men daarbij in „aanmerking neemt, dat reeds geruimen tijd VóóR den oor- ,log van die zijde een soortgelijke verklaring werd vernomen, „bij welke toezegging het tot dusver nog steeds is gebleven. „Een kinderhand is soms gauw gevuld Maar ditmaal is de „blijde verwachting van de minderheidsgroep in een abortus „provocatus verloopen, waaraan Wethouder Struijcken ik bedoel het slechts symbolisch, Mijnheer de Voorzitter voor een groot deel schuldig is. „Deze Wethouder toch, die, naar ik meen, zich ook tooit „met het praedicaat „democraat", meende bij die gelegen- „heid, volgens de notulen der bewuste vergadering, aan de „minderheid van den Raad de vraag te moeten stellen „met „welk recht spreekt een minderheid", doch in feite stelde „hij deze vraag „met welk recht eischt een minderheid een „Wethouüerszetel" Een vraag, welke wederom de heer „V an Houten op rake en reëele wijze heeft beantwoord, „zij het dan ook zonder resultaat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 83