84 1 MEI 1946. „Natuurlijk, Mijnheer de Voorzitter, IEDERE meerder- „heidsgroep heeft het ten slotte in de hand der minderheid „haar wil op te leggen, maar dan moge ik speciaal de Katho lieke meerderheidsgroep in dezen Raad verwijzen naar het „Wekelijksch Lichtbaken van Pater Henri de Greve, op 23 „Maart j.l. gehouden, waarin deze gewijde Spreker met „klem betoogde „Macht is gèèn recht" daaraan toevoegende „Machtswellust leidt uiteindelijk tot ondergang". Voor de „juistheid en de waarheid van dezen stelregel zou verwezen „kunnen worden naar het Gode zij dank thans verdoemde „Nazi-regiem, welke de spreuk „Macht is Recht" in al haar „gruwelijkheid toepassing deed vinden. „Het is mij bekend, Mijnheer de Voorzitter, dat niet alle „leden der katholieke meerderheidsgroep de meening zijn „toegedaan, dat de 4 wethouderszetels aan 4 Katholieke „Wethouders moeten worden toebedacht en men kan het „hoogstens betreuren, dat zij die meening of overtuiging, tot „nu toe althans, onder zich hebben gehouden. „Mijnheer de Voorzitter, mij was VóóR de eerste Raads vergadering het hier besproken standpunt over de Wet- „houderszetelsbekend, zoo goed als het mij bekend was. dat „de meerderheidsgroep er niets voor voelde om met de an- „dere christelijke raadsleden, in fractieverband, samen te „werken. En het zijn deze feiten, Mijnheer de Voorzitter, „welke voor mij MEDE aanleiding zijn geweest, om mij te- „rug te trekken uit de nieuw opgerichte katholieke Raads fractie, waarna ik mij na gedegen onderzoek later heb aan gesloten bij de Partij van den Arbeid, van welke een meer „democratisch begrip mag worden verwacht en welke mij „sympathiek is vanwege haar vernieuwings- en doorbraak gedachte. „In verband hiermede acht ik het gewenscht op te merken, „dat ik in Augustus van het vorig jaar werd aangezocht om „mij weder als Katholiek Raadslid beschikbaar te stellen, „welk verzoek door mij in eerste instantie werd afgewezen „onder verwijzing naar de z.g. jongere krachten. Mij werd „geantwoord, dat voor die jongere krachten bereids was „gezorgd, doch dat daarnevens prijs werd gesteld op oude- „ren. Ik heb tenslotte het verzoek ingewilligd echter onder „uitdrukkelijk beding, dat ik mij niet wenschte te verplichten „tot medewerking aan een vooroorlogsche, conservatieve of „behoudende politiek, doch vrij wenschte te blijven in de „keuze van mijn politieke gevoelens en inzichten. Letterlijk „werd mij daarop geantwoord „juist wijl wij U als zoodanig „kennen, komen wij U vragen" en eenigen tijd nadien ver- „nam ik, dat ik tot lid van den tijdelijken Raad was benoemd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 84