1 MEI 1946. 87 „Ik neem aan, dat Dr. Poels inderdaad die woorden ge- .sproken heeft en ik weet zelfs, dat hij met het Engelsch .socialisme bedoeld heeft dat van de Labour partij. Maar ,het feit dat in die Partij 9 katholieke ministers zitting heb- ,ben, vindt „de Stem" niet noodig om het haar lezers mede ,te deelen. Evenmin als zij het noodig gevonden heeft haar .lezers mede te deelen, dat Pater Drs Martinianus van de ,Orde der Capucijnen in een andere Katholieke krant, Dr. Poels van repliek heeft gediend, waar hij o.m. schreef „Wanneer men van het Engelsche socialisme al niet zeg- ,gen kan, dat het voor Christenen onaanvaardbaar is kan ,men dat zeker niet zeggen van de Partij van den Arbeid. ,Men wachte zich dus er voor onze Katholieken een poli- ,tieke eenheid op te dringen, die geenszins door de katho- .lieke belangen wordt gevorderd. Van het Engelsche soci- .alisme kan men allèèn zeggen, dat het niet anti-godsdien- „stig is, d.w.z. dat het niet afwijzend staat tegenover den „godsdienst. Van de Partij van den Arbeid moet men echter „zeggen, dat zij positief welwillend staat tegenover den gods dienst" en Pater Martinianus citeert vervolgens enkele pun- „ten uit het beginselprogram van de Partij van den Arbeid, „waarmede hij zijn beweringen staaft. „Ik herhaal, dergelijke berichten van onverdacht Katho- „lieke zijde ten gunste van de Partij van den Arbeid, welke „met vele anderen te vermeerderen zijn, verzwijgt de Re dactie van „De Stem" angstvallig voor haar lezers, die „volgens hare meening blijkbaar ook niet alles behoeven „te weten. „Niettemin, Mijnheer de Voorzitter, dergelijke opvat tingen herinneren sterk aan de mentaliteit van haar geluk- „kig overleden voorgangster, waarvan zij blijkbaar niet al- „leen de rotatiepersen, doch tevens ook de minder faire „manieren heeft overgenomen. Dat men dan ook spreekt van „De Stem van het Dagblad van Noordbrabant", baart aller- .minst verwondering. „Tot zoover, Mijnheer de Voorzitter, deze algemeene, po- „litieke beschouwingen. Thans wensch ik nog de aandacht te „vragen voor enkele onderwerpen, welke min of meer ver- „band houden met het beleid van ons gemeentebestuur en „die ik van voldoende belang acht om ze ter kennis van Uw „College en van den Raad te brengen. „Allereerst dan over de wijze, waarop de Wethouders „hunne functies dienen waar te nemen. Mijnheer de Voor zitter, ik ben van meening, en ik sta daarin niet alleen, dat „voor onze gemeente de tijd is aangebroken, dat de functie „van wethouder niet meer kan worden waargenomen als

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 87