1 MEI 1946. 91 ,rum en Quadragesimo Anno volgens hun meening in de P. ,v.d. A. het meest tot hun recht konden komen. Zij kwamen ,om te bewijzen, dat katholiek zijn, niet synoniem behoeft ,te zijn met conservatief zijn. Zij kwamen ook omdat zij geen .vertrouwen stelden in het zeer gemengde gezelschap, dat ,de Katholieke Volkspartij omvat, en waar de antithese, de .organisatie van het politieke partijleven op den grondslag ,der godsdienstige belijdenis, nog troef is. „Uiteindelijk is ook de K.V.P. ontstaan uit den drang ,naar vernieuwing. „Zoo zien we, hoe men overal rekening moet houden met dezen drang, met den wil om met het oude te breken, ook ,in Breda. „Mijnheer de Voorzitter. Toen viel er, in de raadsver gadering van 12 October 1945, een woord. Dat woord was ,geen slip of the tongue, dat woord werd weloverwogen .geplaatst. „Continuïteit. „We zetten de zaak voort op den ouden ,voet". „Bij de verkiezing van wethouders moest er continuïteit ,zijn. Daar moest niets veranderen. We moesten ons daar ,maar bij neerleggen onder het motto we drinken nog een ,glas en we laten de zaak zooals ze was. „Niet de wil van de bevolking ook van vele katho- .lieken om nu waarlijk opnieuw te beginnen en daarmee zeker te beginnen bij de vertrouwensfuncties gaf den door- ,slag, maar de wil van de katholieke raadsleden om de con tinuïteit te handhaven. „Daarbij werd de toezegging gedaan bij aanwezigheid ,van een daartoe geschikt candidaat, „zou de R.K. fractie ,de opneming van een niet-katholiek in het college van Bur- gemeester en Wethouders in ernstige overweging nemen". „Ik wil hier niet de vraag stellen, of er hier gesproken mag .worden van een „R.K. raadsfractie". Men zou mij dan, .evenals mijn vriend Laurey, misschien beschuldigen ,van muggenzifterij. „Maar het is toch wel van belang te weten, of de R.K. .raadsleden, die hier zitten, representatief zijn voor de R.K. .Volkspartij. Want zou dit niet het geval zijn, dan zouden ,de nieuwe raadsleden in de komende periode wel eens kun- ,nen zeggen, dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de daden .van de thans zittende raadsleden. „Mijnheer de Voorzitter. De heer van Houten heeft ,het reeds opgemerkt, er valt over het financiëele toekomst- beeld weinig te zeggen. Men zou in koffiedik moeten kun-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 91