92 1 MEI 1946. „nen lezen om zich aan financiëele voorspelling te wagen. „Het zou ook niet juist zijn om gedurende de periode, dat „de tijdelijke raad zitting heeft, met belangrijke voorstellen „te komen omdat dit een taak is, die weggelegd moet blijven „voor de door de kiezers gekozen nieuwe raadsleden. Tot „de taak van den tijdelijken raad behoort slechts datgene, „dat in het direct belang van de gemeente, nü uitgevoerd „moét worden. „Daardoor hebben wij elkaar nog niet goed leeren kennen. „De raadsvergaderingen werden bovendien op zeer onregel matige tijden gehouden, hetgeen tot gevolg had, dat tijdens „de rondvraag soms belangrijker punten behandeld werden „dan op de agenda vermeld stonden. Dat is niet gezond. „Ik neem aan, dat de nieuwe, zoowel als de oude raads leden allen even knappe pieten zijn, maar om je een oor- „deel te vormen over belangrijke punten, die tijdens de rond draag plotseling naar voren komen, dat gaat 'n beetje te ver. „Ik ben er niet voor om de rondvraag af te schaffen, maar „zou er toch wel op aan willen dringen, deze zoo kort moge- „lijk te houden en van belangrijke punten, eerst de raads- „leden op de hoogte te stellen. Voor een gezonden gang van „zaken lijkt het mij bovendien gewenscht, dat de raadsver gaderingen regelmatig eens in de maand gehouden worden „en dat de stukken tijdig in het bezit van de leden zijn. „Zooals het thans gaat lijkt het nergens op. Ik heb dan ook „met genoegen vernomen, dat voortaan in de tweede volle „week van elke maand zal worden vergaderd. Dat deze ver gadering juist op 1 Mei, den Feestdag van den Arbeid, „moest worden gehouden, betreur ik. „Ook bij het afdeelingsonderzoek hebben wij elkaar nog „niet voldoende leeren kennen. Enkele vragen konden alge meen gewaardeerd worden, andere vragen wezen in een „verkeerde richting, als zoekt men naar motieven, die de „noodzakelijkheid van de antithese moeten bewijzen, maar „schijnen gelukkig niet door de meerderheid gedeeld te „worden. „Ook daarbij viel een zekere continuïteit te constateeren. „Er zijn nog voorstanders van afschaffing van de kermis in „het leutige Brabant. Ik geef den Raad te raden, uit welke „hoek die wind waait. „Er zijn voorstanders van een verbod van films voor „jeugdige personen. Deze voorstanders erkennen daarmede, „dat de overheid een taak heeft bij de opvoeding van de „jeugd. Maar laat men het toch niet altijd zoeken in ver bieden. Het bezoeken van een enkele film is niet funest,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 92