1 MEI 1946. 93 ,maar het regelmatig bezoeken van films door jeugdige per- ,sonen heeft inderdaad verkeerden invloed. Bovendien is het ,zeer juist, wat Burgemeester en Wethouders in hun Me- ,morie van Antwoord zeggen er zijn ook films, welke op ,de vorming van de jeugd in moreel en aestetisch opzicht ,een gunstige uitwerking hebben en daardoor voor de jeugd ,een groote positieve waarde hebben. Ik kan me dan ook .volkomen met het standpunt van Burgemeester en Wethou- ,ders vereenigen, dat het op den weg van de Zuidelijke na- .keuring en trouwens ook op den weg van de landelijke .filmkeuring ligt, de films voor de jeugd te keuren naar de .geschiktheid en niet naar de toelaatbaarheid, zooals dit tot ,nu toe gebeurde. Aandrang in die richting mag zeker niet .achterwege blijven. ,,Het lijkt me verder gewenscht, dat de kinderen zooveel .mogelijk in de gelegenheid gesteld moeten worden speciale .schoolfilms en tooneelvoorstellingen, waarvan aangenomen ,mag worden, dat deze opvoedend werken en in het leer programma passen, te bezoeken. Dat Burgemeester en Wet- houders niet bereid zijn, hieraan mee te werken, door de .kinderen van de openb. scholen, gedurende den schooltijd ,in de gelegenheid te stellen, de uitvoeringen van het Ned. Jeugdtooneel op 20, 21 en 22 Mei a.s. te bezoeken uit- voeringen waarvan de Rijksinspectie verklaart, dat ze een .onderdeel van het leerprogramma vormen kan ik gezien ,hun standpunt t.a.v. de jeugdfilms niet begrijpen. Het be- stuur van de K.O.B. neemt wel een heel ander standpunt ,in en zoo zullen de kinderen van de bijzondere scholen .binnen enkele weken weer deze voorstellingen kunnen be- zoeken, terwijl de leerkrachten van de openbare scholen ,een reprimande krijgen, wanneer ze het wagen, ook met ,hun kinderen daarheen te gaantenzij Burgemeester en .Wethouders verklaren een andere houding te zullen aan nemen, hetgeen ik van harte zou toejuichen. ,,Ook overigens heeft de gemeente m.i. nog een taak bij ,de opvoeding en vooral de her-opvoeding van de jeugd en ,zij zal er zich rekenschap van moeten geven, dat slechts .door eendrachtig samen te werken een einde gemaakt kan .worden aan de baldadigheid van de door den oorlogsgeest .besmette jeugd. Ik hoop daarop terug te komen bij de hoofd- stuksgewijze behandeling van de begrooting, om nu nog .even stil te staan bij de kwestie van de wethoudersverkie- zingen, die ik al terloops aansneed, en waarop de heer .Laurey reeds iets uitvoeriger inging.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 93