94 1 MEI 1946. ..Mijnheer de Voorzitter. ,,Ik zal hier enkele harde noten moeten kraken. En daar- „om is het goed voorop te stellen, dat mij niets liever zal „zijn, dan dat we in dezen Raad tot een prettige samenwerk ing zullen komen omdat dit in het waarachtig belang van „de bevolking zal zijn. Wanneer wij een basis kunnen vin- „den voor een gezonde samenwerking zal ieder goedwillend „raadslid dit van harte toejuichen. Ik zou het betreuren in- „dien door de mij te maken opmerkingen, die samenwerking „er onder zou lijden, maar die opmerkingen moeten gemaakt „worden omdat ik nu eenmaal wil weten, wat we aan elkaar „hebben. „Toen ik, in Juni van verleden jaar, nadat ik enkele weken „bevrijd was, m'n eerste brief naar huis kon schrijven, gaf „ik daarin uiting aan m'n groote vreugde, dat ik nu spoedig „weer mee zou kunnen werken aan den opbouw. Dat ik op „mijn manier m'n steentje bij kon dragen aan het herstel van „ons land. Eindelijk weer te kunnen werken, na maanden „van nutteloosheid temidden van de grootste ellende, dat „was voor mij en vele anderen een heerlijk vooruitzicht. Ik „maakte me geen illusies, ik kon vermoeden, dat ons land er „slecht aan toe was, ik kon ook vermoeden, dat er niet in „alle opzichten eensgezindheid bestond over de manier waar- „op we den vrede moesten winnen. „Ik kon ook vermoeden, dat er velen zouden zijn, die den ,weg terug wilden gaan. „Ik dacht dus, dat ik met beide beenen op den grond stond ,en den toestand nogal objectief overzag. Ik heb me vergist. ,Ik kwam terug in een tijd, dat velen reeds gewend waren ,aan de mistoestanden en deze zij het met gemor aan- .vaardden, terwijl ik nog moest leeren me aan te passen. Ik moest nog leeren begrijpen, dat de zuivering niet voldeed aan de rechtsgevoelens en een voortdurende bron van twis- ,ten was. Ik moest nog leeren begrijpen, dat het elleboog-ge wring bij het veroveren van posities iets vanzelfsprekends .was en dat het logisch was, dat er „illegalen" waren, die .dit waren geworden bij het einde van den oorlog. Ik moest ,nog leeren, het als iets vanzelfsprekends te beschouwen, dat .degenen, die zich in de oorlogsjaren naar 2 kanten gedekt hadden, de eerste viool speelden. Ik moest nog leeren be- grijpen, dat menschen, die zich tijdens de bezetting hard ge- ,weerd hadden, in overheidsdiensten geen kans kregen, om- ,dat degenen, die zich alleen bezig hebben gehouden met .zwarte handel, hen niet welgezind waren. De „gladheid" ,van deze speelt daarbij een belangrijke rol. Het is in Neder-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 94