15 APRIL 1947
601
Zonder verdere bedenkingen wordt daarop overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten
39. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van een
auto voor den commandant van de Brandweer. (Bijlagen 1947, no. 85.)
De heer JONKER merkt op, dat de Brandweer ook al in het gareel
schijnt te loopen van die groep der bevolking, welke meent in aanmer
king te moeten komen voor een zoo groot mogelijken wagen. Spr. is er
van geschrokken, toen hij in het voorstel las, dat in korten tijd de derde
motor in het thans in gebruik zijnde wagentje gemonteerd is moeten
worden, want: öf men heeft zich in de luren laten leggen met dien
motor öf de bestuurder is een motormoordenaar. Uit dien hoofde is
Spr. er huiverig voor om nu een luxe wagen ter beschikking te stellen.
Spr. vraagt zich trouwens af: Waarom heeft de Brandweer een luxe
wagen noodig? Het moet z.i. in doelmatiger materiaal gezocht worden,
b.v. een jeep. Spr. komt tot de conclusie, dat de Brandweer over goed
materiaal moet kunnen beschikken, maar zij moet het niet zoeken in
luxe wagens.
De heer BREKELMANS kan de woorden van den heer Jonker vol
komen onderschrijven. Spr. acht het noodig, dat ook in hoogere regio
nen de vereischte zuinigheid wordt betracht.
De heer BRINKERHOF kan zich met het betoog van den heer Jonker
vereenigen. Spr. zou een order willen zien uitgevaardigd, dat dienst
auto's uitsluitend voor dienst gebruikt mogen worden.
De heer VAN SWOL is het ook volkomen met den heer Jonker eens.
Het bevreemdt hem, dat niet eerst is gedacht aan den directeur van
den geneeskundigen dienst; deze moet zich veel meer verplaatsen dan
de brandweercommandant. Spr. zou daarom in de eerste plaats een auto
voor den geneeskundigen dienst willen aanschaffen. Spr. heeft vanmor
gen nog gezien, dat iemand van de Brandweer een zeer luxe wagen
in de stad parkeerde. Spr. moet tegen het gebruik van die luxe wagens
opkomen in een tijd, dat een ander deel der bevolking zich sterk moet
versoberen.
De VOORZITTER zegt, dat dit vermoedelijk de Inspecteur van de
Brandweer zal zijn geweest. Op het gebied van auto's moet men echter
nemen, wat men toegewezen krijgt; het is dus niet uit vrije keuze, dat
men soms de beschikking krijgt over een luxe-wagen. Wat nu de auto
voor den eigen dienst betreft, zegt Spr., dat de Brandweercommandant
ten spoedigste overal moet kunnen zijn; hij heeft nu de beschikking over
een wagen, die hij oud heeft gekregen; vandaar dat deze zóó slecht is,
dat hij telkens gerepareerd moet worden. Men kan den commandant niet
op een motor wegsturen daar hij volkomen „fit" op de plaats van het
ongeval behoort aan te komen. Verder zegt Spr., dat men moet af
wachten, wat men van de Verkeersinspectie krijgt toegewezen.
De heer BREKELMANS vraagt, of de commandant ook bij alle kleine
brandjes aanwezig is.
De VOORZITTER antwoordt, dat de commandant daar dikwijls heen
gaat, maar hij heeft ook veel besprekingen buiten de stad; hij kan niet
buiten een auto.