19 MEI 1947 625 dat men met onze beginselen geen rekening meer wenst te houden. Iedere vreemdeling, wie hij ook is, roepen wij toe: „Gij zijt welkom in onze Brabantse gouwen en wij zullen U met Brabantse goedheid ontvangen", doch gedraagt U naar de zedelijke normen van ons Brabants volk. Wat we tegenwoordig des zomers in onze straten en op onze wegen te zien krijgen, tart alle fatsoen met de daaraan verbonden funeste gevolgen. Mogen wij den Raad hebben overtuigd, dat zowel het verbod van ge mengd zwemmen, in welken vorm ook, als dat van gemengd zonne baden gehandhaafd blijve. De heer JONGBLOED is erkentelijk voor het voorstel van Burge meester en Wethouders. In de toelichting op het voorstel heeft hij doen uitkomen geen bezwaar te hebben tegen gemengd zwemmen in het algemeen. Ondanks het betoog van de heer van Gils blijft hij bij deze mening. Het heeft niet veel zin daarop verder in te gaan. Hij kan zich niet voorstellen, dat men die betekenis nog toekent aangemengd zwemmen. Dat komt vermoedelijk, dat men het zelf nooit heeft mee gemaakt. Hij moet overigens opmerken het niet over zonnebaden te hebben gehad. In heel veel plaatsen wordt het gemengd zwemmen wel toegestaan. De strandexploitatie zou teniet worden gedaan, wanneer men daar niet gemengd mocht zwemmen. Ook in specifiek Katholieke landen wordt het toegestaan. Spr. moet ertegen protesteren, dat men gemengd zwemmen een bron van onzedelijkheid noemt; er is geen sprake van, dat gemengd zwemmen de sexualiteit zou opwekken. Spr. vraagt de aandacht voor het feit, dat een belangrijk gedeelte van de bevolking er geen bezwaar tegen heeft. Ook dat standpunt moet worden geëerbiedigd; het is een daad van billijkheid het gemengd zwemmen op bescheiden wijze toe te laten. Men neemt zo dikwijls het woord demo cratie in de mond. Spr. wil daar ook deze betekenis aan toekennen, dat men de minderheid recht laat wedervaren. Spr. zou gaarne zien, dat de fractie van de Kath. Volkspartij haar standpunt zou herzien. Het College van Burgemeester en Wethouders telt toch ook leden van de K.V.P. en zij gaan toch met dit voorstel accoord. Spr. zou ook gaarne het familiebad willen toestaan, maar dit heeft men niet willen vragen. Spr. hoopt, dat de leden van de K.V.P. haar standpunt zullen wijzigen. Spr. is bang, dat hij tevergeefs gesproken heeft, maar hij heeft nog willen proberen dit voorstel aangenomen te krijgen. De heer SCHIJEN noemt het een noodzakelijk kwaad, dat de over heid hier regelend moet optreden. Ieder individu zou zoveel morele kracht moeten bezitten, dat de overheid hier niet beschermend behoeft op te treden, maar zo is het nu eenmaal niet. De wenselijkheid voor bepaalde groepen van serieus trainende zwemverenigingen een uitzon dering te maken, kan hij onderstrepen. Dat gemengd zwemmen als zodanig geen verkeerde invloed zou kunnen hebben, noemt hij niet objectief bekeken. De heer HEER had niet gedacht, dat men met zo zwaar geschut zou komen. Hij is erkentelijk voor de zakelijke wijze, waarop de heer Schijen het geval beziet. Het betoog van de heer van Gils heeft hij als een spannende roman gevolgd. De heer van Gils noemt gemengd zwem men een bron van onzedelijkheid. Hij generaliseert echter; hij ziet spoken, waar ze niet zijn. Het tekent de mentaliteit van deze spreker. Wil men gemengd zwemmen afschaffen vanwege de excessen, dan ook de kroegen weg en het dansen en het carnaval, wat toch alleen in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 625