512 17 JANUARI 1947 Maar samenwerkend zullen wij onze krachten inzetten ter bevor- derin van het verdere herstel van onze stad. Moge Gods zegen ons daarbij helpen. Ik spreek den wensch uit, dat 1947 voor Breda en voor U en de Uwen voorspoedig moge zijn. De heer SPRANGERS zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Daar het gebruikelijk is, dat het oudste lid in jaren uwe z.g. Nieuwjaarsrede beantwoord en ik thans het twijfelachtige voor recht bezit, de nestor van dezen Raad te zijn, acht ik het mij tot een duren plicht, U recht hartelijk dank te zeggen voor de sym pathieke woorden aan ons aller adres uitgesproken en voor Uw ge daan overzicht. Wederkeerig mag ik U dan ook, namens den Raad mijn beste en op rechte wenschen aanbieden voor den nieuwen jaarkring, ook voor Uwe gezinsleden. Mijnheer de Voorzitter, wil deze zoo welgemeende woor den niet beschouwen als ijdele klanken, omdat het als het ware zoo ge bruikelijk is, maar meer, als een uiting van eene diep in het hart ge wortelde erkentelijkheid voor alles wat U in den loop der jaren voor onze goede stad Breda hebt verricht. In mijn heilwensch wil ik ook volgaarne betrekken onzen geachten Secretaris, die zorg draagt, dat het groote raderwerk der gemeente administratie uitstekend functioneert. Moge het jaar 1947 ons verder brengen op den weg van vrede, herstel en voorspoed. Mijnheer de Voorzitter. Hoewel ik tevoren niet in kennis ben gesteld met datgene, wat door U zoo juist is medegedeeld, ben ik er mij wel terdege van bewust, dat ons nog zeer vele en belangrijke werkzaam heden wachtten om deze stad nog tot grooteren bloei en ontwikkeling te brengen. Of wij in het vele en moeilijke werk dat van ons allen zal worden gevraagd, slagen zullen, Mijnheer de Voorzitter, de toekomst alleen kan zulks weten, maar ik heb een groot vertrouwen, vertrouwen dat gebaseerd is op een vastberaden wil en op het inzicht en de erva ring van zoovelen hier, die althans de vrucht kunnen zijn van langen, harden arbeid op en om net terrein dat hier voor ons allen is aange wezen. Nochtans onze vastberaden wil, ons mogelijk inzicht en er varing, beteekenen zoo weinig tegenover de ontzagwekkende taak, in dien niet een andere en machtiger factor medewerkt, namelijk de on voorwaardelijke en onverdeelde steun van de Gemeente-ambtenaren, want Mijnheer de Voorzitter, U zult het ongetwijfeld met mij eens zijn, een goed, betrouwbaar ambtenarenkorps is voor iedere gemeente een niet te onderschatten goed. Mogen wij op dien steun rekenen, dan groeit mijn vertrouwen uit tot blijmoedige gerustheid, gedachtig als ik ben aan de bemoedigende ont boezeming van één onzer woordkunstenaars: Een groote zaak beminnen, Gelooven en beginnen Volharden kloek van zinnen, 't Verwint het al. En blijft gij dan Mijnheer de Voorzitter, onze trouwe leidsman en stuwkracht naar steeds grooter bloei, een raadgever, middelaar en va der tot wien groot en klein, zich met vertrouwen wenden kan. Wil Uwe zoo groote werkkracht, ja Uw geheele persoon blijven geven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 512