630
19 MEI 1947
RONDVRAAG.
1' De heer LAUREY wijst op de mestvaalt nabij Oranjeplein-Johan
Willem FrisolaanFrederiklaan.
De VOORZITTER zal de Reinigingsdienst hierop wijzen en de politie
hierop toezicht laten houden en de mogelijkheid doen nagaan, om
daar een grasveld te maken.
2. De heer VAN KAMPEN wijst op de trage gang van de woning
bouw. Waarom gaat dit toch zo langzaam; kan de gemeente hier niets
aan doen?
De VOORZITTER wijst op het gebrek aan materiaal en werkkrach
ten en zegt, dat gedaan wordt, wat mogelijk is.
3. De heer VAN KAMPEN vraagt, waarom het badhuis nog steeds
slechts 3 dagen in de week geopend is.
De VOORZITTER wijst op het kolengebrek, maar zal doen nagaan,
of het niet mogelijk is het badhuis geregeld open te stellen, al zou het
op sommige dagen slechts mogelijk zijn koud water te leveren, wat in
de zomer geen bezwaar is.
4. De heer DE RUITER wijst op het euvel van het parkeren van
auto's in de buurt van bushalten.
De VOORZITTER zal de politiee opdragen hierop toe te zien.
5. De heer HEER heeft klachten vernomen van de winkeliers op de
Ginnekenstraat over het al te streng optreden van de politie bij het
stilstaan van auto's.
De VOORZITTER wijst erop, dat zulks op de Ginnekenstraat zeer
zeker nodig is.
De heer JONGBLOED vraagt, of zij dan geen 5 minuten pardon kun
nen geven.
De VOORZITTER zegt, dat men zal moeten weten te geven en te
nemen, maar men is gemakkelijk geneigd bij het laden en lossen de
tijd te nemen. Er moet daar snel worden gewerkt.
6. De heer DE RDITER wijst op de radiorede van Minister Neher,
waarin deze heeft verklaard, dat zal worden overgegaan tot het plaat
sen van houten barakken voor overheidsdiensten, teneinde huizen vrij
te krijgen. Is er geen reden om te trachten hier ook die barakken te
krijgen.
De VOORZITTER zegt hierover al eens gecorrespondeerd te hebben.
Er zal worden nagegaan, of hier nog eens op kan worden aangedrongen.
7. De heer VAN GILS zegt, dat het adresbofen. voor Breda tegenwoor
dig niet meer verschijnt.
De VOORZITTER zegt, dat het juist is uitgekomen.