11 JUNI 1947
641
echter met tegenvallers rekeningen moeten houden. Worden de kosten
hoger, dan zal ook het Rijk meer bij moeten betalen.
De heer DIRVEN kan zich voorstellen, dat men bij deze plotselinge
toezegging van woningen snel naar bouwgrond heeft moeten uitzien en
daarvoor o.m. de Heuvelstraat heeft genomen. Voor het bouwplan 1948
zou reeds naar andere gronden kunnen worden uitgezien b.v. gronden
langs de Rijsbergseweg, nabij Effen. Daar is nog zoveel bouwgrond,
dat het niet nodig is goede tuingronden elders te gebruiken.
De VOORZITTER zegt daar zelf ook al eens over gesproken te heb
ben. In de toekomst zou daar een aardig tuindorp kunnen komen. Thans
is dit echter niet mogelijk, het is veel te ver weg, wat hoge kosten
met zich brengt voor de aanleg van electriciteit en waterleiding en
bovendien zouden de gronden moeten worden opgehoogd. We moeten
eerst het uitbreidingsplan afwerken.
De heer DE RUITER vraagt of de nieuw te bouwen woningen aan
sluiten bij het uitbreidingsplan.
De VOORZITTER zegt, dat zulks wel het geval is ten aanzien van
de wegen waaraan wordt gebouwd. Het type woningen wijkt echter
hier en daar af.
De heer DE RUITER vraagt in welk stadium het uitbreidingsplan
thans verkeert.
De VOORZITTER zegt, dat het bijna gereed is en spoedig zal worden
voorgelegd.
Hierna wordt het voorstel aangenomen.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verlenen van
crediet ten behoeve van een Openluchttheater in het Wilhelmina-
park. (Bijlagen 1947, no. 147.)
De heer MEIJS is verheugd, dat Burgemeester en Wethouders zijn
gekomen met een voorstel voor een openluchttheater. Over de plaats
echter is hij minder tevreden. Hieraan zijn verschillende bezwaren ver
bonden. Niet alleen bezwaren voor omwoners, maar ook ten opzichte
van het park zelf. Spreker vindt dit park niet alleen het fraaiste van
heel de stad, maar hij heeft ook in andere plaatsen in Nederland een der
gelijk park nog niet aangetroffen. Hij kan dan ook aan dit voorstel in
geen geval zijn steun verlenen. Maar hij wil het hier niet bij laten, want
hij zou het jammer vinden als er geen openluchttheater kwam. Hij
wijst op de mogelijkheid van een openluchttheater in het Montenspark.
De heer SPRANGERS zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter!
Wanneer ik dit voorstel onder de loupe neem, dan kan ik daarover
niet erg enthousiast zijn. Het voorstel begint aldus: „Het wordt reeds
geruimen tijd als een leemte gevoeld, dat Breda niet over een open
luchttheater beschikt." Ik zou dezen zin willen aanvullen met de vol
gende woorden: „en het is te bejammeren, dat er geen vereniging, geen
combinatie van kunstenaars bestaat, genegen en bekwaam om met suc
ces in een openluchttheater op te treden." Maar, Mijnheer de Voorzitter!