16 JULI 1947 657 A. C. Dirven, A. C. B. van Arendonk, Ir J. M- Schijen, J- Verschuren. 2e afdeling. Voorzitter: A. van Haperen. Leden: J. J. M. ten Holder, A. C. A. Brekelmans, C. de Ruiter, L. van den Berg, C- van den Eeden, J. A. Meijs, J. J. van Oyen, L. A. Beekers- 3e afdeling. Voorzitter: A. P. Romsom. Leden: J. Jongbloed, J. M- van Bijnen, H. A. Sprangers, J. van Kampen, A. Laban, A. J. J. van Gils, N. A. P. van der Kleij, A. M. van Oosterhout. 4e afdeling. Voorzitter: H. J. van Houten. Leden: M. A. van Gooi, A. W. van der Meulen, J. J. Kamphuis, C. J- Laurey, D- J. A. Kramers, J. D. F. Brinkerhof, O. G. E- M- Verhaak, J. H. A. Roovers. Prae-adviezen en voorstellen: 7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van de besturen van de Kath.-Actie Mannelijke Jeugd en andere en van de Kath. Arbeiders, Afd. Breda, betreffende het gemengd zwemmen (bij lagen 1947, no. 181). De heer JONGBLOED zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, In afwijking van mijn gewoonte heb ik, hetgeen ik in eerste instantie omtrent dit agendapunt heb te zeggen, op papier gesteld, niet omdat de zaak waarover het gaat zo belangrijk is, maar omdat Breda hier mede bezig is geschiedenis te maken in dien zin, dat over een aantal jaren, wanneer er ook hier niet meer aan gedacht zal worden om bij het zwemmen de twee sexes zorgvuldig gescheiden te houden, hetgeen omtrent dit onderwerp thans in deze raad gezegd wordt, ongetwijfeld nog wel eens als anachronisme zal worden aangehaald. Ik acht het daarom van belang dat ook het nageslacht zal weten, dat ook toen reeds er in Breda deel van de vroedschap uitmaakten, personen die tegenover het, wat De Stem noemde, goed gedocumenteerde betoog van mijn medelid de heer van Gils, een mening verkondigden die princi pieel daaraan tegenover gesteld was. Zij die studie van het gemeenterecht hebben gemaakt, weten, dat ook vroeger in verschillende gemeenteraden, ik mag gerust zeggen „ouderwetsche opvattingen" overheersten. De meest sprekende hiervan zijn het verbod in de gemeente Opsterland om in die gemeente tarwe brood te bakken en het besluit van de gemeente Wieringerwaard hou dende verbod om tussen zonsonder- en -opgang met automobielen te rijden. Evenals wij nu lachen met dergelijke besluiten, zal het nage slacht pret hebben over het feit dat in den jare 1947 de raad van Breda gemengd zwemmen als een bron van onzedelijkheid beschouwde Dat het simpele voorstel van mij en twee mijner fractiegenoten om op zeer bescheiden wijze de gelegenheid te openen tot gemengd zwem men, tot principiële debatten heeft geleid, is niet de schuld van de voorstellers. Zij hebben, wetende dat de raadsmeerderheid principieel gemengd zwemmen veroordeelt, daartegen geen stelling willen nemen, maar met hun voorstel uitsluitend dit practische resultaat willen be reiken, dat voor dat deel van de bevolking, dat deze principiële be zwaren niet deelt, de gelegenheid om gemengd te zwemmen niet lan ger wordt onthouden, daarbij het algemene verbod geheel intact la tende. Wij zijn zo naief geweest om te menen dat de raad bereid zou worden gevonden om deze concessie te geven en toen het college van Burgemeester en Wethouders daarop een gunstig praeadvies uitbracht, hebben wij niet verwacht, dat daartegen met zulk zwaar geschut zou worden geopponeerd als in de voor-vorige vergadering het geval is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 657