16 JULI 1947
661
zoals ook de Torenwachter opmerkt, het percentage zedendelicten
in Brabant niet lager is dan in de andere provincies. M. d. V. Ik
was erg benieuwd naar het praeadvies van Burg. en Weths., dat
thans aan de orde is, en als er iets is, wat mij in deze teleurstelt, dan
is het wel de wijze waarop Burg. en Weths. thans trachten hun voor
stel om het onderhavige artikel van de algemene politieverordening
opnieuw te wijzigen, te motiveren.
De motivering, die Burg. en Weths. bezigen om de redactie zo scherp
mogelijk te stellen is op zijn zachtst uitgedrukt „kinderachtig" en ik
hoop dit met het volgende te bewijzen.
In hun praeadvies van 9 Mei 1947 (bijlagen 1947 no. 126) zegt dit
College, dat zij geen bezwaar heeft tegen het voorstel door de heren
Heer, Laban en mij gedaan om aan Burg. en Weths. de bevoegdheid
toe te kennen aan verenigingen toestemming te verlenen, dat door
haar leden in clubverband wordt gezwommen. Hoewel wij daarop prijs
stellen, hebben wij opzettelijk geen principiële wijziging van het
verbod van gemengd zwemmen voorgesteld, wel wetende dat wij
daarvoor in deze raad toch geen meerderheid zouden vinden en daar
om ook elk principieel debat over deze aangelegenheid wilden ver
mijden. Ons doel was, het is met zoveel woorden in de toelichting
op ons voorstel vermeld, geen ander dan voor verenigingen met leden
van verschillend geslacht, die in clubverband verschillende takken
van sport beoefenen, de gelegenheid te bieden om daarin ook de zwem-
sport te betrekken. Zoals gezegd Burg. en Weths. hadden daartegen
geen bezwaar en stelden voor ons voorstel, zij het dan ook met een
enigszins gewijzigde redactie, aan te nemen. Hier was geen sprake
van het beperken van die gelegenheid tot oefeningen voor zwem
wedstrijden en zwemdemonstraties gedurende een betrekkelijk korte
tijd vóór deze wedstrijden en demonstraties. Bij de discussies in de
raad bleek alleen een meerderheid te vinden voor een beperking tot
erkende zwemverenigingen, maar dit doet aan het feit niet af, dat
alle wethouders vóór het oorspronkelijk voorstel, dus zonder die be
perking, hebben gestemd. Wanneer Burg. en Weths. nu gezegd zouden
hebben, wij zijn bij nader inzien en al dan niet op aandrang uit en
buiten de raad tot een andere opvatting gekomen, dan was dat in
elk geval een gemotiveerd standpunt geweest, hoezeer men dan ook
verschillend over de ruggegraat van het college kan oordelen. Maar
neen, Burg. en Weths. zeggen het is eigenlijk altijd de bedoeling ook
van ons geweest, dat het zou worden zoals nu wordt voorgesteld, m.
a.w. de bestaande redactie is te ruim voor de praktijk zoals wij ons
die van de beginne af hebben gedacht. M. d. V. Men zal er van de
zijde van Burg. en Weths. moeilijk aan kunnen ontkomen om te er
kennen dat het kinderachtig is om een gewijzigd standpunt, want dat
is het inderdaad, niet toe te geven, maar om te trachten de goege
meente en in casu vooral de raad, diets te maken dat men nog pre
cies hetzelfde op het oog heeft als in de beginne Buitendien, zo vraag
ik mij af M. d. V., waardoor die behoefte van Burg. en Weth. om ster
ker gebonden te worden in haar uitvoerende bevoegdheid, wanneer
zij practisch toch reeds in de gelegenheid waren om door de gewij
zigde redactie, de erkenning zelf te beoordelen. Hier is, laat men het
maar gerust toegeven, gezocht naar een uitweg om de oppositie in
het gevlei te komen op een dusdanige wijze, dat men in haar ogen nim
mer fout is geweest, maar alleen de goede bedoelingen niet op de
juiste wijze tot uiting zijn gekomen. M. d. V. het doet mij denken
aan de verontschuldigingen van politieke delinquenten en herinnert
mij aan de pleidooien van hun verdedigers.
Burgemeester en Wethouders vergissen zich wanneer zij bij mij en