16 JULI 1947 665 over de laatste Zondag, maar over de voorlaatste Zondag, toen het warm weer was en er volop werd gezwommen. Ook in de pers is deze fout gemaakt. Overigens werd in het ingezonden stuk in de krant niets ontkend, maar slechts verwezen naar andere plaatsen. De heer LAUREY zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Nu door niet minder dan 10 organisaties is geprotesteerd tegen het in een vorige Raadsvergadering genomen besluit inzake het gemengd zwemmen in clubverband wil ik, ofschoon de vorige maal evenals de ze avond meer dan overvloedig argumenten voor en tegen het besluit zijn aangevoerd, thans ook enige beschouwingen houden, temeer om dat in een katholiek blad niet malse critiek is geleverd, meer speci aal aan het adres der Katholieke Wethouders en Raadsleden, die het hebben durven bestaan hun stem aan het voorstel van B en W te ge ven. Dat Uw College, gelet op het voor ons liggend praeadvies, zijn mening of overtuiging in dit opzicht aan die fanfarecritiek heeft op geofferd, kan ik slechts betreuren. Ik wil beginnen met te verklaren dat ik als Katholiek VOOR het voorstel heb gestemd, in de eerste plaats omdat ik niet kan inzien dat wat hier werd toegestaan, de geest van vervlakking zou bevor deren, noch dat het een gevaar zou betekenen voor verwildering der zeden of voor de bevordering der onzedelijkheid, omdat het hier toch slechts ging om het verstrekken van beperkte gelegenheid tot gemengd zwemmen in clubverband, na verkregen toestemming van B en W. In de tweede plaats heb ik er VOOR gestemd omdat ik voldoende vertrouwen had in alle leden van het College van B en W, dat onge twijfeld iedere aanvrage wel zou toetsen aan de mogelijkheden van eventuele excessen. En last not least heb ik als katholiek er voor ge stemd, omdat ik evenmin als de 5 voorstemmende K.V.P.-ers in dit geval, strijd met het Kerkelijke principe aanwezig achtte. Er is M. d. V., naar mijn bescheiden mening van de zijde der te genstanders teveel tam-tam geslagen tegen dit bescheiden, immers zeer beperkt voorstel, waarbij die tegenstanders het willen doen voor komen alsof met dit voorstel eerst recht een Sodom en Gomorra in Breda zou ontstaan. Voor me zelf heb ik echter de overtuiging dat de meeste der opposanten in hun hart van dat vreeselijk onheil niet overtuigd zijn, noch minder dat zij de mening zijn toegedaan dat het gemengd zwemmen in clubverband aanleiding zou zijn of kunnen wor den van het lage morele peil van onze Bredase bevolking. Ik kan dat niet geloven M. d. Voorzitter, want als dat inderdaad het geval zou zijn, dan zou het morele peil der Bredase bevolking in de laatste jaren juist gestegen moeten zijn, waar immers het gemengd zwemmen reeds vele jaren geleden is afgeschaft. Bovendien zo vraag ik met mijn partijgenoot Jongbloed, hoe zou het dan wel niet ge steld moeten zijn met de moraliteit der bevolking boven de Moerdijk, waar dergelijke verboden als regel niet bestaan? Als men het verslag leest van Dr Hermans over het afgelopen jaar dan moet men wel tot de conclusie komen dat er andere oorzaken zijn welke tot zedenverwildering en zedeloosheid hebben geleid, dan het gemengd zwemmen. Ook ik heb in dit verband met zekere interes se nog eens rustig kennis genomen van de uitvoerige beschouwingen welke de heer van Gils bij de behandeling van het bewuste voorstel hier in de Raad gemeend heeft te moeten houden en ook daarin heb ik niet vermogen te ontdekken dat het gemengd zwemmen oorzaak is van het diep zedenverval, maar wel heb ik me daarbij afgevraagd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 665