16 JULI 1947 667 genheid nota bene in het hartje onzer stad gelegen ging met als gevolg dat zij enkele dagen nadien wegens geslachtsziekte in het zie kenhuis moest worden opgenomen. Een geval Mijnheer de Voorzitter dat ongetwijfeld met talrijke anderen vermeerderd kan worden. Zouden Dr Hermans, waar hij in zijn verslag zegt, dat het aantal geslachtszieken in Breda nog steeds stijgende is, dergelijke dans-pest- holen en carnavalsexcessen, niet meer voor de geest hebben gestaan dan de gelegenheid tot gemengd zwemmen. Ik herhaal dat gemengd zwemmen ook in clubverband aanleiding kan geven tot slechte gedachten of tot vervlakking van de geest. Maar ik durf hier toch wel te verklaren, en daarmee bevestig ik de juistheid van de bewering van de heer Jongbloed, dat ik indertijd meermalen met mijn gezin hier ter stede de z.g. familiebaden heb bezocht, waar trouwens 10-tallen van Katholieke gezinnen vertoefden en ik moet eerlijk bekennen dat het mij destijds speet dat die gelegenheid werd verboden. Ik nam daar steeds mijn jonge kinderen mee heen, omdat zij zich zo kostelijk in het water konden vermaken, maar nooit of te nimmer zou het in mijn hersens zijn opgekomen mijn kinderen later mee te nemen naar een z.g. Carnavalsbal noch minder ze te laten gaan naar openbare dansgelegenheden. Waarmee ik maar zeggen wil dat men het gemengd zwemmen en zeker dat in clubverband meer moet en kan zien vanuit een sportief oogpunt, hetgeen van de door mij zo even genoemde gelegenheden allerminst gezegd kan worden. Mijnheer de Voorzitter er is bovendien nog altijd een zeer waar spreekwoord dat zegt „den reinen is alles rein en den onreinen is alles onrein". Men is er niet mee klaar door maar zonder enig bewijs te decreteren dit en dat is onzedelijk of zedebedervend zeker niet als het gaat over ge mengd zwemmen in clubverband. Bij de aanhaling van het bekende spreekwoord denk ik er aan dat ik eens in gezelschap van Katholieken per autobus naar Beauraing ben geweest en op de terugtocht moesten we, op verzoek van meerdere pelgrims, even in Brussel pauzeren, omdat zij daar wilden gaan zien naar het bekende „manneke"; stel U voor Mijnheer de Voorzitter gaan kijken naar dat kereltje, de personificatie van het nudisme. En toch is er in de gehele bus niet een geweest, die deze kijkers verweten heeft dat zij slecht waren of dat hun zedelijkheidsgevoel was afge stompt. En terecht want men moet van de evenmens, óók van de niet- katholiek, kunnen aannemen dat zij rein zijn in gedachten woorden en werken en dat zij juist door hun rein gevoel en hier spreek ik het tegenovergestelde uit van wat de heer van Gils beweerde wel degelijk in staat zijn om hun sexuele drift in bepaalde situaties te kunnen beheersen. En zo zijn er, naar mijn overtuiging, gelukkig nog vele duizenden in ons landje. Ik heb eens een hoogstaand Geestelijke horen zeggen dat er mensen zijn die zelfs in de tempel zondigen met hun ogen. Moet men daarom alle overige kerkbezoekers als onzede- lijken beschouwen of daarom de tempel afbreken? Precies zo is het gesteld met het gemengd zwemmen' waartoe velen getrokken worden niet uit perversiteit doch om der wille van het sportgenot of deszelfs beoefening. Maar Mijnheer de Voorzitter men heeft hier niet eens gevraagd om het gemengd zwemmen toe te staan, men heeft simpel verzocht in de gelegenheid te kunnen worden ge steld om in clubverband gemengd te mogen zwemmen, welk voor stel bij de eerste debatten nog zodanig is beknot, dat er m.i. van een uiterst minimum nog maar gesproken kon worden. En daartegen wordt nu zulk een voor mij onbegrijpelijk kabaal gemaakt. Men zou het be lachelijk kunnen noemen Mijnheer de Voorzitter, evengoed als een Katholiek blad hier ter stede in het belachelijke trok het bericht over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 667