668 16 JULI 1947 een resolutie aangenomen in de Chinese politieke Volksraad, waarin werd aangedrongen op verbod van gemengd dansen zoals dat in de Westerse landen geschiedt, omdat ditvolgens de Chinese Volks raad tot onzedelijkheid zou leiden. Die resolutie vond de redactie van dat blad zelfs zo grappig dat het in gedachten al zag gebeuren dat Mr Romme de Communist Gerben Wagenaar ging vragen: mag ik deze wals van je Gerben? Erg grappig inderdaad Mijnheer de Voorzitter, maar een Katholiek in woner die mij dat geestig nieuwtje liet lezen, merkte, en naar mijn me ning terecht, op, veronderstel eens, dat anderen het gewaagd zouden hebben de actie van de tegenstanders tegen het gemengd zwemmen in het belachelijke te trekken. Maar bovendien aldus deze zegsman, ben ik het met die Chinezen eens en vind ik het gemengd dansen ge vaarlijker voor de goede zeden dan het gemengd zwemmen, want bij dit laatste slaat men met beide handen alles van zich af, terwijl men bij het dansen met beide handen juist anderen, en meestal van het schone geslacht, naar zich toetrekt en tegen zich aandrukt. Er zit enige waarheid in deze bewering, maar evengoed als bij gemengd zwemmen, dient men bij het gemengd dansen te denken aan het reeds enige malen door mij geciteerde spreekwoord. Mijnheer de Voorzitter ik wil nogmaals herhalen, dat ik voor mij in het gemengd zwemmen en allerminst in het gemengd zwemmen in clubverband, niet zien kan dat daardoor de onzedelijkheid wordt bevorderd noch ook de geest van vervlakking. En ik wil ook nogmaals bevestigen dat ik bij het uit brengen van mijn stem, voldoende vertrouwen had in ieder individueel persoon van al onze Wethouders als in het College van B en W in het algemeen, welk College, zo was mijn gedachtengang, ongetwijfeld bij het overwegen van verzoeken om in clubverband te mogen zwem men, wel zal weten te waken voor eventuele excessen. Tenslotte kom ik dan aan het thans door uw College aangeboden prae-advies, dat de heer Jongbloed bereids heeft betiteld als kinder achtig. Ik voor mij Mijnheer de Voorzitter kan het niet anders beschouwen als een product geboren uit zekere angst-psychose, waaraan ten enemale de werkelijke en innerlijke overtuiging of mening van uw College ont breekt. Met een dergelijk figurantisme kan ik me niet verenigen en ik zal mijn stem dan ook niet aan dit voorstel geven. De heer SCHIJEN merkt op, dat men met statistische gegevens zeer voorzichtig moet zijn. Ieder, die meer met statistieken omgaat, weet, dat deze zeer onbetrouwbaar zijn. De statistieken houden rekening met de bestrafte delicten en niet met de bedreven delicten. De heer VAN SWOL komt er tegen op, dat de tegenstanders van gemengd zwemmen hier voor achterlijk worden uitgemaakt. Dat be valt hem niet erg. Als iemand een mening uit overtuiging heeft, dan moet men daar respect voor hebben. Hij past er voor om later het verwijt te krijgen, dat men 10 jaar te laat is, met een dergelijk verbod. De heer BRINKERHOF heeft bij het inzien der stukken geconsta teerd, dat het adres van de R.K. Arbeiders niet door allen is gete kend. Enkele afdelingen hebben zelfs helemaal niet getekend. De heer v. d. EEDEN zegt, dat men hem niet heeft kunnen ovei-- tuigen om een ander standpunt in te nemen. Hij vindt het betoog van de heer Laurey beter dan dat van de heer Jongbloed. T.o.v. dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 668