670 16 JULI 1947 ter heeft aangehaald, merkt spr. op, dat er leugens zijn, grote leu gens en statistieken. In dit geval moet men om de statistieken te dui den, bijvoorbeeld rekening houden met de volgende feiten: 1. het Zuidelijke temperament; 2. de grensgebieden, waar tengevolge van het verkeren in bepaal de gezelschappen over de grens en de welig tierende smokkel handel het zedelijk peil lager is dan elders; 3. bij de Katholieken is het zo, dat deze zo lang mogelijk worden vastgehouden, ook al doen ze niet geregeld hun plichten meer, waardoor er veel op naam van Katholieken wordt geschoven, die slechts naam-Katholieken zijn. De kerk richt zich nu een maal steeds opnieuw naar de zwakke, de ongelukkige en de arme en snijdt van haar kant de band niet gauw door, evenmin als deze lieden dat doen ook al practizeren zij noch de Godsdienst noch de moraal; Het gebruik van deze statistieken, op de manier als thans gedaan wordt door de nieuwere wetenschappelijke onderzoekingen van Mr Kempe, Röling, Healy and Bronner niet verantwoord geacht. Er is gen relatie tussen de door de statistieken becijferde misdaden en alge mene zedelijkheid, evenmin als er een directe wisselwerking bestaat tussen gemengd zwemmen en misdadigheid of onzedelijkheid. Wat de kwestie zelf betreft, is volgens Spr. het standpunt van het College van het begin af aan geweest de gelegenheid tot gemengd zwemmen te beperken tot het sportzwemmen, hetgeen ook blijkt uit de eerste behandeling. De redactie was echter wat ruim; om misverstan den te voorkomen wordt dit thans duidelijk omschreven. Wat het pro bleem betreft van het wegtrekken uit Breda naar elders; dit ge schiedt op eigen verantwoordelijkheid en Spr. geeft toe dat mogelijk om opportunistische redenen in de toekomst nog wel eens anders ge handeld zal moeten worden. Tenslotte wil Spr. nog een opmerking maken n.a.v. hetgeen de heer de Ruiter in dit verband heeft opgemerkt over achterlijkheid onzerzijds. Wat in zijn oog progressief is, is in het oog van een ander achterlijk of omgekeerd. Op menig terrein dwingt de progessiviteit van de kerk ieders eerbied af. Het is echter onjuist te trachten elkander met deze twijfelachtige terminologie te raken. De heer BREKELMANS merkt op, als het gaat over beledigend spreken dan is het betoog van de heer van Gils beledigend geweest, en de terminologie in het adres van de K.A.B. De heer VAN GILS brengt naar voren, dat hij de heer Laurey de verzekering kan geven, dat hij in zijn betoog geen plagiaat heeft ge pleegd. Hij heeft zijn betoog zelf opgesteld. Hij zou niet graag bewe ren, dat het wetenschappelijk is. Hij heeft tijdens de bezetting, toen het verbod gedeeltelijk was opgeheven, dingen aanschouwd in zwem- gelegenheden, waarvan hij niet graag gehad had, dat zijn kinderen die hadden gezien. Hij heeft daar zijn gedachten over laten gaan, met an dere mensen erover gesproken en aan de hand daarvan zijn betoog opgesteld. De heer JONGBLOED wil niet diep ingaan op hetgeen verschillende sprekers hebben gezegd. Enkele opmerkingen wil hij echter nog maken. Wat de Zondag betreft, waarover de heer Kramers had gesproken in verband met gemengd zwemmen in de Prinsenpiassen, blijkt Spr. zich te hebben laten misleiden door verslagen in de pers. Hij neemt dan ook terug, wat hij daarover heeft gezegd. Maar al was er dan ook op dat moment een overtreding, dan behoeft dat toch geen aanleiding

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 670