17 JANUARI 1947
517
De VOORZITTER merkt op, dat vroeger zoo dikwijls om verlichting
van een uurwerk is gevraagd. Burgemeester en Wethouders hebben
niet anders dan aan dit verzoek voldaan.
De heer BRINKERHOF is het met den heer Kramers eens, dat bij
inwilliging van dit verzoek het hek van den dam is. Het particulier
initiatief is hier voorgegaan. Dit voorbeeld zal navolging vinden. Spr.
juicht de voorgestelde verlichting toe, maar wil de vergoeding van
kosten niet over 1946, doch met ingang van 1947 toestaan.
De heer SCHIJEN kan zich vereenigen met het dragen van de kosten
der verlichting door de Gemeente, doch niet met de aanlegkosten, aan
gezien dit veel zou weghebben van het geven van een cadeautje. Als
men deze verlichting ten behoeve van' de Gemeente had willen doen,
dan had men er eerst over moeten praten.
De heer DE RUITER is het eens met hetgeen de heeren Kramers,
Brinkerhof en Schijen hebben gezegd.
De heer JONGBLOED zou evenals de heer Schijen de aanlegkosten
niet willen vergoeden. Ook zou hij eerst vanaf 1947 de kosten der ver
lichting willen betalen. Spr. heeft bij de stukken niet het eigenlijke
verzoek van het Kerkbestuur aangetroffen; hij was namelijk benieuwd
naar den datum van dat verzoek.
Wethouder STRUYCKEN zegt, dat men in zijn enthousiasme gemeend
heeft het uurwerk ook te moeten verlichten. Er is toen gezegd: Laten
we dit aan de Gemeente vragen.
Het valt Spr. tegen, dat de Raad zoo krenterig is. Burgemeester en
Wethouders hebben gezegd: Nu het uurwerk van den Grooten Toren
nog niet verlicht kan worden, behoort dit verzoek maar ingewilligd te
worden. Men kan zeggen: dit is een opgedrongen cadeau, maar Spr.
vindt het toch redelijk, dat de Gemeente de kosten betaalt. Spr. heeft
er geen bezwaar tegen de kosten te betalen tot de Groote Toren gereed
is. Om de aanlegkosten niet te betalen vindt Spr. wat schriel. Verlich
ting van dit uurwerk is in het belang van de stad.
De heer SCHIJEN zegt, dat het niet gaat om die paar guldens, maar
alleen om het scheppen van een precedent.
Wethouder STRUYCKEN: Er zit geen enkel precedent in. Wil men
een ander uurwerk verlichten, dan is het risico daarvan voor het par
ticulier initiatief.
De heer VAN BIJNEN vraagt, of het mogelijk is het uurwerk van den
Grooten Toren te verlichten.
De VOORZITTER antwoordt dat dit na de restauratie zal geschieden;
het kan echter nog lang duren
Wethouder STRUYCKEN vindt het redelijk, dat de Gemeente de kos
ten draagt zoolang de Groote Toren nog niet verlicht is, ook de aanleg
kosten.