17 JANUARI 1947 519 De heer BRINKERHOF dringt aan op het aanbrengen van gras op bedoeld gedeelte van den Schoolakker met het oog op het gebruik daarvan als speelplaats voor kinderen. Wethouder VAN HAPEREN is overal wezen kijken, maar kan niet ineens antwoord geven op de gestelde vragen. Wat het Zandbergplein betreft, zal Spr. een onderzoek instellen en in de volgende vergadering op de vragen van den heer Jongbloed antwoorden. Den VOORZITTER lijkt het denkbeeld van den heer Jongbloed, om op het Zandbergplein lage heesters te planten, niet kwaad. Wethouder VAN HAPEREN merkt op, dat men duizelt van de hooge prijzen van het graszaad. De heer HEER kan zich met het voorstel van Burgemeester en Wet houders vereenigen. Spr. vraagt, of men bij den aanleg der plantsoenen ook de schooljeugd zou kunnen inschakelen. Hij acht dit namelijk van groote opvoedkundige waarde. Er kan te dien aanzien overleg worden gepleegd met jeugdvereenigingen, buurtvereenigingen en onderwijzend personeel. De VOORZITTER vraagt, of de heer Van Haperen dit eens met den dienst der Beplantingen wil overleggen. Wethouder VAN HAPEREN kan zich met het denkbeeld van den heer Heer volkomen vereenigen; hij zal te dien aanzien overleg plegen met den directeur der Beplantingen. Den VOORZITTER lijkt uitvoering van het denkbeeld van den heer Heer in de praktijk niet zoo eenvoudig. De heer HEER verwacht, dat, als de jeugd zelf aan den plantsoenaan- leg meewerkt, zij meer aandacht aan de plantsoenen zal besteden. Wethouder VAN HAPEREN zegt, dat daarvan een voorbeeld is, na melijk in de Dr. van Campenstraat. Sinds daar door de omwonenden een boom is geplant, wordt het in die straat aanwezige plantsoentje niet meer verwaarloosd. De VOORZITTER merkt op, dat op die manier ook op het Vincent van Goghplein tewerk zou kunnen worden gegaan. De heer TEN HOLDER vraagt, of de open ruimte op den hoek van de Van der Borchlaan en de Kon. Emmalaan ook niet eens onder handen zou kunnen worden genomen. De VOORZITTER antwoordt, dat dit zal worden bezien. De heer KAMFHUIJS vestigt in dit verband de aandacht op den toe stand aan het einde van de Herculesstraat. De VOORZITTER zegt, dat de heer Van Haperen dit zal noteeren. Zonder verdere bedenkingen wordt overeenkomstig het voor stel van Burgemeester en Wethouders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 519