734
15 OCTOBER 1947
Wethouder STRUIJCKEN zegt, dat de aansluiting een goede gelegen
heid zal bieden om het publiek hierop te wijzen.
De heer DE RUITER zou gaarne zien, dat de pers het publiek reeds
thans hierop wees.
De heer JONGBLOED merkt op dat de gasrantsoenering toch lande
lijk is; hoe is het dan mogelijk dat men in andere gemeenten zich niet
om rantsoenering behoeft te bekommeren.
Wethouder STRUIJCKEN zegt, dat er inderdaad gemeenten zijn, wel
ke zich niet veel van rantsoenering aantrekken. Dat is echter onjuist.
Men moet toch het nationaal belang in het oog houden. Hij zou het
onverantwoordelijk vinden, om straks met het mijngas, dat toch be
stemd is voor nationale doeleinden, zijn gang te gaan, alsof er geen
nood meer is. Daardoor zou men de gehele Nederlandse volksgemeen
schap benadelen.
De heer JONGBLOED kan zich met deze gedachtengang volkomen
verenigen, maar wijst erop, dat men vooral bij streng opreden zo
wrevelig is omdat men elders zijn gang kan gaan.
Wethouder STRUIJCKEN zegt, dat in bijzondere gevallen dan soepel-
der zal worden opgetreden.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
De Secretaris,
De Voorzitter,