744 27 OCTOBER 1Ö47 met klem aan De Stem gegeven verzekering dat er binnenkort nog andere dingen te gebeuren zouden staan in Nederland, kunnen wij zo zoetjes aan wel beschouwen als uiting van een mentaliteit die mij doet denken aan het liedje „Wij hebben een koe op zolder". Nogmaals M- de V. wij verheugen ons niet en zijn geen lachende derde in de verdeeldheid die in de K.V.P. tot uiting komt, want die verdeeldheid is niet in het belang van ons land, noch in dat van In donesië- Wij zijn als partij ook geen belanghebbende, maar wel belang stellende en gaan inmiddels rustig onze gang. Heb ik er zoeven op gezinspeeld dat in de landspolitiek door het samen regeren van K-V.P. en P.v-d.A- meermalen geschipperd moet worden en wederzijdse offers gebracht moeten worden, in deze Raad is het nog zo, dat de raadsfractie van de K.V.P. de absolute meerder heid heeft en haar zin kan doordrijven en in bepaalde gevallen ook doordrijft- Handhaven van de discipline in de K.V-P- raadsfractie lukt tot dusverre wonderwel, maar toch zijn er symptonen, die er op wij zen, dat er kentering komt. De jongste mutatie in die fractie moge daarvan weliswaar niet het bewijs leveren omdat de officiële reden van bedanken van den heer van der Kleij moge „drukke werkzaam heden" zijn, the man in the street weet te vertellen, dat er een andere achtergrond is. Het feit ook, dat ten aanzien van de wethoudersbenoe ming de leden uiteindelijk inderdaad vrij zijn gelaten om al dan niet op onze partijgenoot van Houten te stemmen, daarbij moge dan de nood zakelijkheid om uit de impasse te geraken een rol hebben gespeeld, is mede een aanwijzing dat de eenheid niet in alle omstandigheden kan worden gehandhaafd, of m.a-w- dat er op een gegeven moment leden zijn, die de hoorns in de wal zetten. In het onderhavige geval kan men beter zeggen dat een aantal hunner de van den beginne af voor de hand gelegen oplossing om aan de P-v.d.A- over te laten haar eigen candidaat te stellen, niet heeft willen aanvaarden uit persoonlijke over wegingen, waarvan de onhoudhaarheid in de praktijk hoe langer hoe meer blijkt- Bij de raadsverkiezingen is gebleken dat al moge de door braak welke de P.v.d-A. beoogde niet gelukt zijn, zoals de K.V-P- triomfantelijk beweert, deze toch in Breda, meer dan in enige plaats van betekenis in het Zuiden, van betekenis is geweest- Wij zouden het daarom niet alleen hebben toegejuicht, maar ook verstandig hebben gevonden, indien het niet zou zijn gebleven bij het afstaan van een wethouderszetel aan onze fractie, maar een stap verder was gegaan en tot een min of meer gemeenschappelijk programma was gekomen- Het zal in de toekomst niet voldoende blijken te zijn, dat het college van Burgemeeser en Wethouders zonder meer een afspiegeling is in evenredigheid van de getalsterkte der raadsfracties. Wil de Raad in overeenstemming met de duidelijke bewoordingen, maar ook met de bedoeling van de Gemeentewet, inderdaad het hoofd der gemeente zijn, dan zal die Raad een gemeenteprogramma moeten hebben, wat niet ïn de vergaderingen van de Raad kan worden vastgesteld, maar door onderling overleg van de partijen tot stand dient te komen- Zover zijn wij in Breda nog niet en dit is m.i. de voornaamste oorzaak, dat in feite Burgemeester en Wethouders die in de wet voornamelijk als uit voerend orgaan zijn bedoeld, de toon aangeven- Wanneer ik nu ga beweren, dat dit Burgemeester en Wethouders nog al ligt en dat ik meerdere malen niet aan de indruk kan ontkomen, dat het college van Burgemeester en Wethouders zich voelt als het hoogste gezag in de gemeente en de Raad min of meer beschouwt als een tijdrovend blok aan het been, dan bedoel ik daarmede niets onvriendelijks en doet zulks ook niets af, M- de V. aan de persoonlijke waardering, die ik heb voor de wijze, waarop U onze vergaderingen leidt en de grote welwil-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 744