27 OCTOBER 1947
747
dus een andere toon van Burgemeester en Wethouders mogen worden
verwacht en nu het euvel wordt erkend, de toezegging dat alsnog po
gingen zullen worden gedaan om verbetering, te krijgen, pogingen welke
m i. gezocht moeten worden in een betere leiding, want ik maak mij
sterk, dat ook hier van toepassing is, hetgeen in het algemeen van elke
dienst en van elk bedrijf kan worden gezegd, dat wanneer de leiding
goed is, de dienst goed marcheert. M. de V. de opsomming die ik heb
gegeven, maakt wellicht de indruk een fel requisitoir te zijn, aan het
eind waarvan men de eis tot veroordeling van een zware straf zou
kunnen verwachten- Toch is dit niet het geval, ik herhaal wat ik in
den beginne gezegd heb, ik bedoel niets onvriendelijks en heb tegen
over de opgesomde grieven, op verscheiden punten waardering voor
hetgeen het college in dit jaar gedaan en voorbereid heeft- Het is mij
er om te doen geweest aan te tonen dat aan de verhoudingen van het
College en de Raad en wellicht ook van bepaalde hoofdambtenaren tot
de Raad, fouten kleven, welke in het belang van een goede samen
werking voor het vervolg dienen te worden vermeden. Een onzer dich
ters, ik meen, dat het Jan Pieter Heije is geweest, heeft ergens gezegd:
„Hij is mijn vriend, die mij mijn feilen toont". Wanneer Burgemeester
en Wethouders dezelfde opvatting gaan huldigen en daarbij bedenken
c'est le ton qui fait la musique, dan hoop ik bij een volgende begroting
te kunnen constateren, dat die verhoudingen zich in het rechte spoor
bewegen.
Er zijn nog verschillende punten waaromtrent ik bij deze algemene
beschouwingen nog wel het een en ander zou willen, zeggen, maar ter
bekorting zal ik dit niet doen. Bij de artikelgewijze behandeling zal
daarvoor voor mij of voor andere leden van mijn fractie nog volop ge
legenheid zijn. Alleen wil ik met betrekking tot de finantiele toestand
der gemeente nog mijn vreugde betuigen dat deze gezond is- Nog is die
toestand weinig overzichtelijk zolang de noodvoorziening finantiele
verhouding nog geen wet is en de deswege te ontvangen uitkeringen nog
niet vaststaan, maar het stemt toch tot voldoening dat er alle kans be
staat, dat de gemeente in de nabije toekomst weer tot een sluitende
begroting zal kunnen komen- Dan zal ook de gemeentelijke autonomie
beter tot haar recht kunnen komen. Namens mijn fractie kan ik ver
klaren dat wij bij de wensen die wij vooral op cultureel terrein nog
in petto hebben de financiële mogelijkheden niet uit het oog zullen ver
liezen en in het algemeen bereid zijn om in samenwerking met de
andere fracties en eveneens met het college van Burgemeester en
Wethouders de belangen der gemeente in de meest ruime zin te be
hartigen. Wanneer wij, zoals wij hier zitten allen ons best doen om die
samenwerking zo hecht mogelijk te doen zijn, en het nodige respect
voor elkander betonen, dan kunnen wij de toekomst tegemoet treden
met als overtuiging: Wij zijn er nog niet, maar wij komen er wel".
M. de V-, ik dank U-
De heer SCHIJEN zegt het volgende:
M. de Voorzitter- In de afdelings vergadering is door mij een opmer
king gemaakt over het conflict tussen het uitbreidingsplan en de land
en tuinbouw belangen.
Deze opmerking is vermoedelijk door een abuis niet dan zeer verkort
in het centraal rapport terecht gekomen, waardoor het antwoord van
Burgemeester en Wethouders niet zo duidelijk kon zijn als ik gaarne
had gezien.
Ik acht mij daarom gerechtigd thans nog iets dieper op deze kwestie
in te gaan-