27 OCTOBER 1947
751
ruimte komt, wanneer niet nauwkeurig bekend is, wat er te ver
delen is-
Op een daaromtrent door mij gestelde vraag werd echter op 11 Febr.
van dit jaar geantwoord, dat van hogerhand ontraden werd tot een
gemeentelijke woningtelling over te gaan in verband met de a.s- volks
telling, waaraan een algemene woningtelling verbonden zou worden.
U zult zich mijn verbazing kunnen indenken toen enige dagen voor
de volkstelling in de pers mededeling werd gedaan, dat het publiek de
tellers met een gerust hart volledig omtrent de woonruimtepositie kon
inlichten, daar deze gegevens niet zouden worden benut als hulpmiddel
bij een juiste woonruimte-verdeling. Op 21 Augustus j-1- bevestigde de
Voorzitter mij, dat het Centraal Bureau voor de Statistiek alleen alge
mene cijfers zou verstrekken, waaraan de plaatselijke autoriteiten niets
zullen hebben. Ook hier dus weer een staaltje van hoger overheidsbe
leid, waartegen een protest onzerzijds zeker op zijn plaats zou zijn-
Ik krijg sterk de indruk dat er velen zijn in den lande en niet alleen
in Breda, die bang zijn er bij een eerlijke verdeling op achteruit te
gaan.
In onze stad schijnt de inventarisatie nu echter systemtaisch ter hand
te zijn genomen, zodat er binnen afzienbare tijd misschien gesproken zal
kunnen worden van een basis voor een billijke verdeling. Mag ik dit
onderwerp in de voortdurende aandacht van Burgemeester en Wet
houders aanbevelen?
Ik zal niet terugkomen op het in deze Raad gevoerde debat over het
gemengd zwemmen, anders dan om te constateren, dat daarbij wel
overduidelijk is gebleken op welke wijze hier door een groep welke de
meerderheid heeft, met de belangen van een zeer belangrijke minder
heid wordt omgesprongen- Wel wil ik nogmaals op de noodzaak wijzen
om met spoed te komen tot een uitbreiding van het aantal openbare
badhuizen, terwijl ook de zwemgelegenheid dringend uitbreiding be
hoeft- Daar het wel onmogelijk zal zijn binnen afzienbare tijd de be
schikking te krijgen over nieuwe badhuizen geef ik Burgemeester en
Wethouders in overweging te trachten enige loodsen tijdelijk hiervoor
in te richten of op korte termijn naar een andere noodoplossing uit
te zien.
Voorts hoop ik binnenkort voorstellen van Burgemeester en Wet
houders tegemoet te kunnen zien om de in het uitbreidingsplan voor
volkstuinen bestemde gronden zo spoedig mogelijk in eigendom te
krijgen. Daardoor zou het in dit opzicht bestaande tekort kunnen wor
den opgeheven- Kan binnenkort geen definitieve oplossing worden ge
vonden, dan dient ook hier naar een tijdelijke voorziening te worden
uitgekeken.
Met het oog op verdere industrialisatie zal het noodzakelijk zijn op
korte termijn uit te zien naar mogelijkheden om een overschot aan
ongeschoolde arbeidskrachten, dat in onze gemeente nog aanwezig is,
ten spoedigste te scholen. Naar ik meen is de tegenwoordige directeur
van de ambachtsschool een expert op dit gebied- Deze kan dus hierbij
misschien worden ingeschakeld.
Tenslotte de woningbouw. Zoals wij hoorden staan opnieuw 500
woningen op het programma. Tijd voor voorbereiding is er nu wel,
du-s zal het nu naar ik hoop mogelijk zijn met goed gefundeerde plan
nen te komen- Toch wil ik nogmaals wijzen cp hetgeen door mij ge
zegd is in de vergadering van 15 April 1947. Er worden tegenwoordig
in verschillende plaatsen proeven genomen met montagewoningen, seg
ment enbouw, „prefabricated" woningen of hoe deze nieuwe methoden
dan al mogen heten. Ook wij zullen naar mijn vaste overtuiging deze
richting uit moeten, graag of niet- Ofschoon dit wel weer felle protes-