27 OCTOBER 1947
761
heelt. De moeilijkheid is echter om wanneer men van tuinders nood
gedwongen gronden afneemt voor hen elders gronden te verkrijgen.
Er bestaan plannen hierin verbetering te brengen door de mogelijkheid
in het leven te roepen elders tuingronden te vorderen.
Om deze aangelegenheid goed aan te pakken is het noodzakelijk om
te komen tot bodemcartering. In Wageningen worden hiertoe voorbe
reidingen gemaakt- Breda zal het eerste aan de beurt zijn. Deze zaak
is met Openbare Werken reeds besproken. De kwestie van de volks
tuinen heeft de volle aandacht van de spreker.
Wat de opmerking betreft van de heer van Egeraat over het over
schot aan werkkrachten onder de jonge boeren en tuinders moet spre
ker toegeven dat dit overschot inderdaad bestaat; hier in het Zuiden
wachen 40000 jonge boeren en tuinders, maar men denkt toch minstens
70°/o hiervan te kunnen helpen binnen niet al te lange tijd. Men kan
van spreker toch niet verwachten dat hij de jonge boeren naar de in
dustrie gaat halen- Het gemeentebestuur voert inzake industrialisatie
een voorzichtige politiek-
W-h -ROMSOM zegt dat voor herscholing van de arbeiders reeds een
en ander wordt gedaan. In de loodsen staande op de Gasthuisvelden is
men daarmede bezig, al is het nog wel provisorisch. Spreker heeft er
niets op tegen de Directeur van dc Ambachtsschool te vragen zich voor
dit werk te interesseren, maar dit mag geen afbreuk doen aan zijn
werk voor de school zelf. Het onderwijs aldaar is thans in goede banen
geleid, wat wel eens anders is geweest- Die tijd mag niet terugkeren-
Wel zal de Directeur zeer zeker met zijn kundigheid van advies kunnen
dienen-
De heer MEIJS zal niet te veel ingaan op hetgeen bij de algemene
beschouwingen gezegd is over de K.V.P. De heer Jongbloed heeft ook
de landspolitiek besproken, welk hier niets ter zake doet. Ook op de
gemeente-politiek wil spreker niet verder ingaan- Vroeger was dat bij
de algemene beschouwingen wel gebruikelijk- Spieker acht het vol
doende dat wederzijds tot uiting is gekomen dat de verhoudingen tus
sen de verschillende partijen thans beter is. Een enkele opmerking wil
spreker nog maken. Wanneer men aangaande de kwestie Indië opmerkf
dat de K.V-P- daardoor leden zou verloren hebben kan spreker zeggen
dat de K-V.P. „stevig in het zadel zit" om de opmerking te gebruiken
die de heer Jongbloed aan het adres van de Pv-d-A. heeft gericht. Over
hetgeen is opgemerkt over het ontslag nemen van de heer v. d- Kleij
als raadslid zou spreker willen zeggen: „maakt U geen zorgen, U kunt
gerust zijn". Wanneer vroeger gezegd is dat de leden van de P.v-d A-
vrij waren om al of niet op de heer van Houten te stemmen dan is dat
zo, homogeniteit eist nog geen dwang.
Verder is het spreker opgevallen dat voor de eerste maal ook door de
andere partij dank is gebracht aan het college van Burgemeester en
Wethouders- Als spreker zou beweren dat dit te danken is aan het
zitting hebben van de heer van Houten in het college, dan zou npreker
stout zijn-
Aan hetgeen spreker opgemerkt heeft over de bomen in het bomen-
kwartier wil hij nog toevoegen dat hij bedoeld heeft zo mogelijk die
bomen te planten waarnaar de straat genoemd is. Wat spreker'r, plan
betreft over het bouwen van kernwoningen wil hij nog opmerken dat
daarbij tevens ook heeft voorgezeten het aannemen door- kleine asn-
nemers.
Het advies over de volksmuziekschool zal spreker gaarne afwachten.
Over de plaats van het woonwagenkamp kan spreker zich nog geen
denkbeeld vormen. Hij zal zelf eens gaan zien- Hij zou het liefst zo ver