526
17 JANUARI 1947
toond, die opvoedend werken en b.v. liefde voor de natuur bijbrengen
uit onze toch zoo schitterend mooie omgeving.
Mijnheer de Voorzitter: Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Ook
hier -gelde: Grijpt toch de kansen door God U gegeven.
De VOORZITTER merkt op, dat de centrale commissie en de na-
keuringscommissie met de filmkeuring zijn belast; de bioscoopcom
missie is slechts een toezichthoudend orgaan; zij heeft niets met keu
ring te maken, zij staat er zelfs geheel buiten.
Voorgesteld nu wordt, dat de Raad slechts de wenschelijkheid zal
uitspreken, dat de jeugd uit avondbioscoopvoorstellingen wordt ge
weerd. Men vraagt dus alleen maar dit onder de aandacht van de
daarvoor in aanmerking komende organen te brengen; de Raad
maakt niets uit. Men behoeft de beslissing van hoogerhand dus niet
eerst af te wachten.
De heer TEN HOLDER gelooft, dat het voorstel van B. en W. er
aantrekkelijker uitziet dan het is. Het hinkt op twee gedachten:
le. het wil de kinderen van de straat houden; en
2e. wil het de jeugd van voor haar ongeschikte films verre
houden.
Spr. ziet niet in, dat dit de oplossing is voor het onder le. genoem
de punt; hij is het dan ook eens met hetgeen de heer van Oyen daar
over naar voren heeft gebracht. Wal, het tweede punt betreft, zal de
jeugd door het verbod ook meteen worden weggehouden van de films,
die voor hen /toclpatbnar/ zijn. Spr. is voorstander van een andere,
meer positieve keuring van de films dan thans plaats heeft. Daar dit
op het oogenblik landelijk aanhangig is, gelooft hij, dat het volkomen
overbodig is deze wenschen aan hoogere instanties kenbaar te maken.
De VOORZITTER vindt het standpunt van den heer ten Holder
niet democratisch. Het gaat er hier om, een wensch, die uit de be
volking naar voren komt, aan hoogere instanties te kennen te geven.
De heer MEIJS veronderstelt, dat de heer ten Holder toch wel zal.
weten, dat de, films, welke 's avonds vertoond worden, niet geschikt
zijn voor jeugdige personen beneden 16 jaar. Er moet gezorgd worden
voor andere films op Woensdagmiddag.
Spr. gelooft niet, dat de jeugd tengevolge van een verbod tot het
bijwonen van avondbioscoopvoorstellingen kattekwaad op straat zal
gaan doen; zij voelt zich nu eenmaal aangetrokken tot bioscoopbe
zoek. Wij moeten echter zorgen, dat zij 's- avonds niet meer in bios
copen kunnen komen, zegt Spr.
De heer BRINKERHOF merkt op, dat de heer Meijs er niet voor
heeft gezorgd, dat er iets voor het verbod in de plaats komt; dit
moet echter gebeuren. Fabriekskinderen zijn 's avonds te beu van
het werk om thuis iets te doen. Zij willen ontspanning dit is ook
juist. Word hun die ontspanning niet op gepaste wijze geboden, dan
zoeken zij haar op straat.
De heer HEER wil ook positieve maatregelen ter ontspanning van
de jeugd nemen; hij is daarom verheugd over de woorden van den
heer Van Oyen. De invloed van de film op de jeugd is inderdaad niet
gunstig, maar men moet die slechte invloed toch tot normale propor-
A—