17 JANUARI 1947 527 ties terugbrengen. Spr. vindt het niet zoo erg, als eens een enkele keer de bioscoop wordt bezocht. Als men de jeugd zonder meer uit de bir scoop houdt, dan zal het gevolg daarvan zijn, dat zij op straat vertier gaat zoeken en dit is meer funest. Spr. zou een werkcommis- sie willen zien gevormd uit jeugdvereenigingen, aangevuld met een ambtenaar der gemeente, om propaganda te voeren tegen overmatig bioscoopbezoek. Op die wijze doet men een rechtstreeksch beroep op jeugd en ouders zelf. Spr. verwacht, dat men hiermee meer zal be reiken dan met een verbodsbepaling. Spr. dringt erop aan, het in die richting te zoeken. De heer TEN HOLDER merkt op, dat hetgeen de heer Meijs wil, hierop neer komt, dat bioscoopbezoek in de avonduren in elk geval wordt verboden, ook al zouden er goede films vertoond, worden. Het gaat bij hem echter voor of tegen de films, niet tegen een bepaalden tijd. Spr. wil zooals gezegd wèl een betere keuring van de films, doch hij kan zich niet vereenigen met hetgeen de heer Meijs wil. De heer DE RUITER is het eens met den heer Heer, dat men te dezen positieve maatregelen moet nemen. Spr. wijst in dit verband op het jeugdtehuis „De Musschen" te Den Haag; daar is op den duur de zoogenaamde ongrijpbare jeugd naar toe gekomen. Ook in Rotterdam heeft men succes met zulk een tehuis. Wellicht ware ook hier iets dergelijks op te richten. De Katholieken hebben allang der gelijke tehuizen; het zou dus alleen voor het andere deel der Bre- dasche jeugd noodig zijn. Spr. is het niet met den heer Meijs eens, alle avondbioscoopvoorstellingen voor jeugdige personen beneden 16 jaar te verbieden. Wethouder ROMSOM zegt, dat men het doet voorkomen alsof hier voor de jeugd niets gebeurt; dit is niet waar. Spr. noemt verschillen de te dezer stede bestaande jeugdvereenigingen op, zooals de ver kenners, de kajotters, de A.J.C., het Don Boscowerk, enz. Ook zijn er de avondscholen; het bezoekl daaraan wordt dikwijls nagelaten om heimelijk de bioscoop te bezoeken. Spr. gelooft, dat de Raad dit voorstel moet aannemen; men zal daarmede een dienst bewijzen aar. de jeugd en aan de gemeenschap. Bij contact met gevangenen is hem vaak gebleken, dat een misdaad een gevolg is van bioscoopbe zoek in de jeugdjaren. De heer SCHIJEN merkt op, dat de heer ten Holder een, meer posi tieve keuring van films wenscht. Dit klinkt heel mooi, maar Spr. vreest, dat er dan niet veel avondvoorstellingen meer zullen zijn door gebrek aan voldoende films om te vertoonen. De heer JONGBLOED vindtl, dat het niet op den weg van den Raad ligt om nu al een positief oordeel op te dringen aan de door het Rijk ingestelde commissie. De heer LAUREY merkt op, dat, bij verwezenlijking van het denk beeld van den heer Meijs, kinderen des avonds ook niet met ouders mee zouden mogen naar de bioscoop. Spr. vindt, dat dit te ver gaat. De heer HEER zegt, dat de heer Schijen vreest, dat als men de films naar geschiktheid keurt, men niet meer naar de bioscoop zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 527