794 28 OCTOBER 1947 salve erore et omissione, want omissies zullen zeker zijn begaan bij de opsomming Uwer activiteiten. Ongenoemd zijn o.m. nog gebleven Uw vele functies als Voorzitter of Lid van diverse commissies. Wij zijn er van overtuigd, dat het voor Uw opvolger, wie dit ook moge zijn, moeilijk zal zijn U in werkzaamheid, onkreukbaarheid en andere goede eigenschappen te evenaren. In verband hiermede komt mij in herinnering een spreekwoord dat zegt: „Qui nescit regnare, nescit dissimulare" en wel juist omdat U in tegenstelling met dit spreekwoord getoond hebt te kunnen regeren, te kunnen besturen zonder te veinzen, want altijd hebt U getoond open en eerlijk van karakter te zijn. Als er gestreden moest worden dan hebt U dat steeds gedaan met open vizier. U toonde respect voor de mening van een ander en als U inzag, dat die mening beter was dan de Uwe dan gaf U gaarne toe. U hebt steeds volgehouden, hetgeen U bij de aanvaarding van Uw functie hebt gezegd, namelijk dat U onpartijdig zoudt zijn in Uw op treden. Het is reeds duidelijk aangegeven, dat Gij in Uw ambtsperiode een grote activiteit hebt onwikkeld, doch ter nadere typering van Uwe werkzaamheid en om aan te tonen hoe Gij Uwe taak als Burgemeester tot het laatste toe opvat, wil ik hier weergeven wat een der leden van Uw college dezer dagen heeft opgemerkt, namelijk dat U werkte met een ambitie en een zorg alsof er geen sprake van was, dat Gij Uwe werkzaamheden als Burgemeester dezer dagen zoudt beëindigen. Mijnheer de Burgemeester het zal U zwaar vallen om Uw ambt als bestuurder onzer Gemeente neer te leggen, omdat Breda U lief is; wees er echter van overtuigd dat Uw heengaan uit dit College voor ons Raadsleden gevoelens van spijt opwekt, daar wij in U verliezen een prominente Burgervader en stimulerend werker, die ons aller respect door Uw sympathieke wijze van optreden hebt verworven. Moge het U gegeven zijn nog tal van jaren te kunnen gadeslaan, wat in onze stad tot uitvoering mag komen, hetgeen door Uw initiatief en voortvarendheid op stapel is gezet. Mevrouw van Slobbe mag ik mij met een enkel woord tot U richten om ook U namens de gehele Raad dank te zeggen voor al hetgeen U in de voorbije jaren als eerste Burgeres voor onze stad en derzelver inwoners hebt gedaan. Wij weten dat Uwe belangstelling uitgaat naar het Bredasche Verenigingsleven en dat U aan meerdere Verenigingen die een beroep op U hebben gedaan, Uwe medewerking hebt verleend. Wij zijn er van overtuigd, dat ook U de belangen onzer stad zeer ter harte gaan en dat U het veelvuldig gemis van Uw echtgenoot uit de huiselijke kring voor Gemeentezaken gaarne hebt aanvaard door de wetenschap, dat zijne afwezigheid ten doel had de gemeenschap in het algemeen en onze stad in het bijzonder te dienen. God geve, dat U beide nog tal van jaren in goede gezondheid moogt getuigen zijn van de verdere groei en bloei onzer stad. Manheer de Voorzitter. De Gemeenteraad stelt voor als stadsbestuur en als zodanig vertegenwoordigende de inwoners der stad om aan Bur gemeester van Slobbe de eremedaille in zilver onzer stad te willen verleenen en verzoekt U dit voorstel te willen effectueren. De VOORZITTER zegt dit laatste gaarne te willen doen en hij vraagt of iemand bezwaren tegen dit voorstel heeft. (Bijlagen 1947, no. 293-) Nadat de Raad door applaus zijn instemming met het voor stel had betuigd, wordt het voorstel aangenomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 794