17 DECEMBER 1947
829
meentedienst het hoogst bereikbare is, wel een bedrag van 200,mag
worden gegeven.
De heer JONKER zou het zwaartepunt willen verleggen naar het
25-jarig jubileum. Bij die gelegenheid zou hij een zilveren medaille
willen- uitreiken zowel aan werklieden als ambtenaren. Bij 40-jarig
jubileum alleen de geldsom. Hoeveel doet er niet zoveel toe.
Dé VOORZITTER zegt het idee niet zo gek te vinden om bij een
40-jarig jubileum meer te geven. Wat medaille of diploma betreft zou
spreker willen opmerken, dat de een liever dit, de ander liever dat
heeft.
De heer JONGBLOED zegt dat men het 25-jarig ambtsjubileum ook
weer niet te veel moet opschroeven, daar alleen de tijd in Breda door
gebracht wordt berekend; anders wordt het verschil met hen die 25
jaar in gemeentedienst zijn, waarvan slechts enkele jaren hier en dus
niets krijgen, te groot.
De VOORZITTER zegt aan de Raad over te laten wat te doen. Hij
vraagt of het voorstel van de heer Jonker wordt ondersteund.
De heer VAN SWOL acht het beter georganiseerd overleg hierover
te horen.
De VOORZITTER zegt dit een goed idee te vinden. Men kan dan
eens horen wat de mensen zelf het liefst hebben. Hij stelt voor het
voorstel terug te nemen en georganiseerd overleg nader te horen.
Dit voorstel wordt aangenomen.
18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het vaststellen van
regelen, bedoeld in artikel 4 van de Woonruimte-wet 1947, Stbl- H. 291.
(Bijlagen 1947, no. 264.)
19. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het vaststellen
van regelen, bedoeld in artikel 7 van de Woonruimte-wet 1947, Stbl-
H 291. (Bijlagen 1947, no. 286.)
De heer JONGBLOED zegt dat deze beide voorstellen een aanleiding
zouden kunnen zijn tot het bespreken van het woningnoodvraagstuk in
zijn geheel. Aangezien dit echter een vraagstuk is wat we hier verder
toch niet kunnen oplossen zal spreker zich bepalen tot het bespreken
der verordeningen. Bij de verordening ex art. 4 der Woonruimtewet zou
spreker graag zien opgenomen dat bij weigering van een vergunning
tot het betrekken van woonruimte door het Woningnoodbureau de
commissie ex art. 7 van de Woonruimtewet ook zou moeten worden
gehoord. Spreker gaat uit van het standpunt dat aan iemand die een
bereidverklaring heeft gekregen niet te veel belemmeringen in de weg
moeten worden gelegd.
In de nieuwe verordening ex art. 7 van de Woonruimtewet 1947 zou
spreker in artikel 1 de woorden „in grote lijnen" willen schrappen-
De reden hiervan is dat men anders moeilijkheden kan krijgen over
de vraag wat nu precies is toegewezen. Spreker stelt voor beide wijzi
gingen aan te brengen. Ten slotte merkt spreker nog op dat bij het
Woningnoodbureau systematisch gewerkt dient te worden en niet te
hooi en te gras.