830
17 DECEMBER 1947
De heer SPRANGERS zou in de verordening ex art. 4 ook nog gaarne
opgenomen zien dat de vergunning tot het betrekken van woonruimte
ook niet zou mogen worden geweigerd aan een opkomende pachter en
aan de verpachter die het verpachte zelf wil betrekken.
De heer JONKER zegt hier over verschillende moeilijkheden be
treffende woningnood te kunnen spreken. Hij wil dit echter niet doen.
Afgewacht dient te worden hoe de gang van zaken zich zal ontwikke
len onder het huidige woningnoodbureau en de huidige commissie. Ver
volgens zou spreker nog een opmerking willen maken over art. 2 lid c
van de verordening ex art. 4 van de Woonruimtewet 1947. Daarin is
bepaald dat een vergunning niet mag worden geweigerd aan iemand
die door de kantonrechter uit een woning is gezet. Spreker zou hier
aan toe willen voegen: „behalve wanneer dit is geschied wegens wan
betaling". Wordt deze zinsnede er niet aan toegevoegd, dan krijgt men
de wantoestand dat dergelijke mensen voor moeten gaan bij andere.
De heer VAN SWOL merkt op dat in artikel 13 van de woonruimtewet
gehandeld wordt over de financiële draagkracht van huurders. Nu
stelt het Prijzenbureau de huren wel vast, maar deze zijn nog wel eens
aan de hoge kant. Spreker stelt de vraag of de commissie in dat artikel
bedoeld toekomst tegemoet gaat. Verder zou spreker nog een opmer
king willen maken over de huidige commissie ex art. 8 van de Woon
ruimtewet 1947. Spreker moet opmerken dat er niets van deugt. De
heren zijn te veel partij en kunnen daarom de zaak niet objectief be
kijken.'
De VOORZITTER zegt de voorstellen van de heer Jongbloed wel te
willen overwegen. Hij zou echter willen voorstellen de verordeningen
thans vast te stellen en een volgende maal eventuele wijzigingen aan
te brengen. In dergelijke verordeningen staande vergadering wijziging
te brengen is altijd gevaarlijk. Men kan de gevolgen niet zo direct
overzien.
De heer JONGBLOED zegt zijn voorstel anders nogal simpel te
vinden.
De VOORZITTER zegt dat het toch altijd gevaarlijk blijft. Men ont
dekt soms later dingen die men in de vergadering niet zo direct heeft
gezien.
De heer JONGBLOED zegt er overigens geen bezwaren in te zien om
de woorden „grote lijnen" thans reeds te schrappen.
De VOORZITTER zegt ook hiermede beter even te kunnen wachten.
Op hetgeen de heer van Swol heeft opgemerkt over de commissie zou
spreker willen opmerken dat de verdere gang van zaken nog even
dient te worden afgewacht. Over de woningnood in het algemeen zou
spreker willen opmerken dat dit een buitengewoon moeilijk probleem
is. Een van de oudste rechten van de mens, zijn recht op een eigen
woning, wordt hier aangetast. Spreker wil gaarne alles doen om dit
probleem mede te helpen oplossen, maar men mag van hem niet ver
wachten dat hij zich persoonlijk met woningnoodzaken in zal laten.
Op het moment is het zo, dat hij aanhoudend wordt aangeklampt door
mensen die in deze zijn hulp komen vragen. Spreker kan daar niet op
ingaan. Hij zou op de duur zijn taak als burgemeester niet meer naar
behoren kunnen vervullen. Spreker zou de pers willen verzoeken