11 FEBRUARI 1947 557 Tenslotte zegt Spr., dat de Raad zal begrijpen, dat als er nauw contact bestaat tusschen de buurtvereeniging en den dienst der Beplantingen, de kosten van plantsoenaanleg verminderd zullen kunnen worden, door dat de afrastering dan kan vervallen- De buurtbewoners immers zullen het plantsoen dan als hun eigendom beschouwen en het niet meer be schadigen. De heer HEER merkt op, dat hetgeen de heer van Haperen heeft medegedeeld, niet voldoet aan hetgeen hij gevraagd heeft, n.l. om de kinderen in te schakelen bij den aanleg van plantsoenen, teneinde meer liefde voor natuurschoon bij hen aan te kweeken. Ook bij den aanleg van voortuintjes zou Spr. gaarne den dienst der Beplantingen willen zien ingeschakeld; natuurlijk slechts om daarbij voorlichting te geven. Wethouder VAN HAPEREN verklaart hetzelfde bedoeld te hebben als de heer Heer. Spr. heeft namelijk onder de buurtvereenigingen ook de kinderen begrepen. Hij zal al het mogelijke doen om de samenwer king van de buurtvereenigingen en den Dienst der Beplantingen te bevorderen. De heer BRINKERHOF deelt mede, dat in Ginneken indertijd eens een voortuintjes-wedstrijd is georganiseerd. Spr. vraagt, of „Breda Vooruit" ook niet eens zooiets in Breda zou kunnen doen. De VOORZITTER zegt, dat al eens zulk een wedstrijd in het Sport parkkwartier is gehouden. Hij wil echter wel eens aan „Breda Vooruit" vragen dit nog eens te doen- RONDVRAAG. 1. De heer BREKELMANS merkt op, dat het bovengedeelte van het pand Boschstraat 49 indertijd als woningruimte aan de Singer Mij. is verhuurd. In de vergadering van 17 Januari j.l. is door den Voorzitter medegedeeld, dat bedoeld bovengedeelte in 1940 niet als woning in ge bruik was, dus dat hier geen sprake kan zijn van onttrekking aan de bestemming- De Voorzitter heeft daarbij toegezegd een nader onderzoek te zullen instellen. Spr. zou erop willen wijzen, dat de Raad het voor stel tot verhuring indertijd heeft aangenomen onder voorbehoud, dat de bovenwoning als zoodanig zal worden gebruikt. De VOORZITTER heeft zich persoonlijk ter plaatse op de hoogte ge steld. Er is toen met den huurder afgesproken, dat er een monteur op die bovenwoning zijn intrek zou nemen; dit is echter niet gebeurd. Spr. wil daar nu andere menschen doen inwonen, doch de huurder heeft daartegen bezwaar, omdat de bovenwoning niet anders is te be reiken dan door het magazijn- Spr. acht dit bezwaar echter niet steek houdend. De zaak is echter nog niet afgedaan. Voorts merkt Spr. op, dat in bedoeld pand een raadslid op bezoek is geweest; op zichzelf is daar niets tegen, als men maar ronduit zegt, waarvoor men komt, doch dit raadslid heeft voorgegeven in verband met den huurprijs te komen, terwijl hij in feite kwam om na te gaan, in hoever het pand voor het bedrijf werd gebruikt. Spr. acht het niet juist zich onder andere voor wendsels toegang te verschaffen. De bewering van den heer Brekelmans, dat de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van het pand alleen heeft aangenomen onder voorwaarde, dat het bovenhuis zal worden bewoond, is niet juist-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 557