17 JANUARI 1947
505
Mijne Heeren,
1946 heeft ons teleurgesteld. We wisten, dat het herstel van de
slagen, die ons zijn toegebracht, niet vlot zou verloopen. Toch bleken
we nog te optimistisch te zijn geweest.
De algemeene toestand van ons land is nog zorgelijk; de interna
tionale politiek wekt weinig vertrouwen, de moeilijkheden met Indië
verhinderen het weer sterk aantrekken van de economische banden
tusschen de deel en van ons Rijk; de materialenpositie vertraagt den
opbouw.
Gelukkig zijn er verschijnselen, die eenige hoop op de toekomst
geven. De werklust, die aanvankelijk veel te wenschen overliet,
neemt toe, zeer zeker in Breda en omgeving. De industrie en de han
del ontwikkelen zich bevredigend. De verkeersmiddelen zijn in snel
tempo opgevoerd, hetgeen de economische ontwikkeling ten goede
komt. De werkloosheid is betrekkelijk gering. Het is jammer, dat er
bij een tekort aan geschoolde werklieden een te veel aan ongeschool
de mannen is.
Wat de vrouwelijke werkkrachten betreft, is er zelfs een aanzien
lijk tekort, vooral voor de hulp in de huishouding. Tengevolge daar
van is de toestand in vele gezinnen zorgelijk te noemen. Het laat
zich niet aanzien, dat daarin spoedig verbetering zal komen. In de
omgeving van onze stad vestigen zich nieuwe industrieën, die meis
jes naar zich trekken. Daardoor zullen de ondernemingen in Breda
nog meer dan tot nu vrouwelijke werkkrachten uit de gemeente
zelf moeten betrekken. Op kantoren en in andere administratieve
betrekkingen zijn nog steeds een groot aantal vrouwen werkzaam.
In 1946 hebben de verkiezingen voor de gemeenteraden plaats ge
had en is de samenstelling van het stadsbestuur weer in de wette
lijke banen geleid.
Eind October werden de voor de bevrijding van Breda gevallenen
herdacht en werd, samen met de Polen, onze bevrijding gevierd.
Toen en bij andere gelegenheden werd de band met de Polen, die
onze stad als hun middelpunt beschouwen, nog aangehaald.
Reeds werd opgemerkt, dat de toestand van de Bredasche indu
strieën en van den Bredaschen handel bevredigend kan worden ge
noemd. Ook andere belangrijke bestaansmiddelen geven reden tot
tevredenheid. De land- en tuinbouw zijn op peil gebleven. Het
vreemdelingenverkeer laat nog te wenschen over, maar als de tee
kenen niet bedriegen, zal het in de toekomst wel tot bloei komen.
Onze bosschen en velden liggen daar, aanèerand wel is waar, maar
toch in hooge mate aantrekkelijk. Als garnizoen is Breda gelukkig
als herboren.
Het woningtekort is in betrekkelijken zin nog toegenomen en geeft
het stadsbestuur veel zorg. Verwacht moet worden, dat eerst over
eenige jaren een waarneembare verbetering van dit kwaad zal in
treden. Het dagelijksch bestuur der stad zal waakzaam blijven ten
aanzien van de toewijzing van materialen, noodig voor den weder
opbouw.
Suggesties, ook in Uw Raad gedaan, ter vermindering van het wo
ningtekort, bleken veelal in de practijk op onoverkomenlijke bezwa
ren te stuiten.
Bestond, het werk bij den Dienst van Openbare Werken in 1945
nog overwegend uit herstellingen van directe oorlogsschade, in hei
jaar 1946 kon het eerste begin worden gemaakt met de uitvoering
van nieuwe werken. Hoewel daarin zeker een reden tot voldoening