4 MAART 1947
561
Ir. J. M. SCHIJEN, D. J. A. KRAMERS, A. LABAN, C. A. H. VAN
SWOL, A. C. B. VAN ARENDONK, J. J. VAN OYEN, J. VAN KAM
PEN, J. H. A. ROOVERS, J. M. VAN BIJNEN, A. J. J. VAN GILS, F.
P. VAN DE NOORT, L. JONKER, M. A. BEEKERS, C. VAN DEN
EEDEN, N. G. E. MEIJERS, J. J. KAMPHUIJS, A. M. VAN OOSTER
HOUT, J. VERSCHUREN, H. J. C. COSIJN, Mr. A. A. M. STRUYCKEN,
C. DE RUITER, A. C. DIRVEN, A. VAN HAPEREN, A. JONGBLOED,
A. P. ROMSOM, J. J. M. TEN HOLDER en O. G. E. M. VERHAAK.
Afwezig: de heer N. A. P. VAN DER KLEIJ.
Voorzitter: de heer B. W. TH. VAN SLOBBE, burgemeester.
Secretaris: de heer Mr. Ph. I. E. VAN WOENSEL.
De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed uit,
waarvan de tekst is opgenomen in artikel 8a van het Reglement van
Orde voor de vergaderingen van den Gemeenteraad. Vervolgens deelt
Spr. mede, dat van den heer Van der Kleij telefonisch bericht is inge-
gekomen, dat hij verhinderd is deze vergadering bij te wonen. Daarop
stelt Spr. aan de orde:
1. Beëediging en installatie van het nieuw benoemd lid van den
gemeenteraad J. van Kampen.
Nadat door den VOORZITTER de betrekkelijke eedsformules zijn
voorgelezen, worden achtereenvolgens door den heer Van Kampen in
diens handen afgelegd de eed van zuivering en de eed van trouw, voor
geschreven in artikel 45 der Gemeentewet.
Daarop wenscht de VOORZITTER den heer van Kampen van harte
geluk met zijn benoeming en heet hem welkom in den Raad.
De heer VAN KAMPEN dankt den Voorzitter voor diens vriendelijke
woorden.
2. Vaststelling van de notulen der vergadering van 11 Februari j.l.
De VOORZITTER zegt, dat deze notulen overeenkomstig het bepaalde
in artikel 36 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van
den Raad, ter inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien
in druk zijn toegezonden. Spr. vraagt, of iemand der leden eenige be
merkingen daartegen in het midden heeft te brengen.
Dit niet het geval zijnde, worden de notulen van de vergade
ring van 11 Februari 1947 onveranderd goedgekeurd en vast
gesteld.
3. Verkiezing van een wethouder.
De heer MEIJS legt de volgende verklaring af:
Mijnheer de Voorzitter,
Wij betreuren het, dat de heer Van Houten niet het persoonlijk offer
heeft willen brengen, door zijn verkiesbaarstelling als wethouder terug