562
4 MAART 1947
te nemen toen hij bemerkte, dat de K.V.P. leden van den Raad blijk
baar ernstige bezwaren hadden tegen zijn verkiezing als wethouder,
d.w.z., dat zij klaarblijkelijk niet dat vertrouwen hadden, hetwelk voor
zulk een verkiezing gewenscht is, vooral daar het bekend is, dat andere
leden van zijn fractie dit vertrouwen wèl zouden hebben.
Een van de oorzaken van dit gebrek aan vertrouwen is geweest de
houding van den heer Van Houten in den voorloopigen Raad en ge
durende de verkiezing. Als de heer Van Houten daartegen wil aan
voeren, dat dit alles onvoldoende grond is, moeilijk zal hij kunnen vol
houden, dat hij in zijn methode niet aanleiding tot dit wantrouwen heeft
gegeven. Daarbij komt, dat de samenwerkingstendenz van N.V.V. en
E.V.C., die in een vertegenwoordiger van het N.V.V- aanwezig mag
worden geacht, niet geschikt is dit gebrek aan wantrouwen weg te
nemen.
Wij betreuren het, dat de P. v. A. den Raad een wethouder wil op
dringen, tegen wien de meerderheid zoodanige bezwaren heeft als tot
op heden is gebleken.
Wanneer dan ook thans een groep van de K.V.P.-fractie niet hun
bezwaren, doch het actief verzet tegen de candidatuur-Van Houten laat
varen, dan doen zij zulks in het bewustzijn van de meerderheidspositie,
waarbij de K.V.P. de grootste verantwoording heeft ten aanzien van
het algemeen belang der Gemeente.
Wij meenen, dat thans ten tweede male de mogelijkheid niet aanwezig
is om een oplossing te zoeken in den zin als de eerste maal is gedaan,
toen het oudste raadslid buiten de Kath. fractie in alle opzichten een
figuur was, die het vertrouwen van den Raad had als een ervaren en
kundig man. Met alle respect voor de thans aanwezige heeren buiten
de K.V.P. en de Partij van den Arbeid; zij zullen niet pretendeeren de
plaats van den heer Mabelis te kunnen innemen.
Wij wenschen ook niet het eenmaal ingenomen standpunt te verlaten,
dat in het dagelijksch bestuur der Gemeente ook de minderheids-
groepeering vertegenwoordigd moet zijn
De P. v. d. A. noopt ons thans te doen, wat zij ons heeft verweten;
zij dicteert n.l. de meerderheid wie in het dagelijksch bestuur van de
Gemeente zal zitting nemen. Wij kunnen dit aanvaarden, omdat wij de
macht hebben dit dictaat te weigeren en wij willen dit aanvaarden, in
dien de heer Van Houten bereid is ten aanzien van de aangehaalde pun
ten, althans eenigermate, ons bevrediging te schenken.
Zou de heer Van Houten daartoe bereid zijn, dan zullen wij in het
belang der Gemeente onze actieve weerstand laten varen in de hoop,
dat de toekomst zal bewijzen, dat ons wantrouwen niet gerechtvaar
digd is.
De heer VAN HOUTEN zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
De verklaring van den heer Mejjs als voorzitter der K.V.P.-fractie,
geeft mij aanleiding namens mijn fractie het volgende op te merken.
Wanneer de heer Meijs betreurt, dat door mij niet het offer is ge
bracht, mij als candidaat terug te trekken, zij opgemerkt, dat onze
fractie unaniem van meening is, dat door mij deze candidatuur aan
vaard diende te worden, niet omdat wij aan den Raad een bepaalden
persoon wilden opdringen, maar om op deze wijze te komen tot goede
en gezonde verhoudingen in dezen Raad.
Wanneer ook daarbij ter sprake wordt gebracht mijn optreden in dpn