566
4 MAART 1947
de andere leden van het College vruchtdragend en aangenaam zal zijn.
Wethouder VAN HOUTEN dankt degenen, die op hem gestemd heb
ben, voor het in hem gestelde vertrouwen. Hij verklaart zich volkomen
bewust te zijn van de groote verantwoordelijkheid, die op zijn schouders
is gelegd. Spr. en zijn fractie-genooten weten, dat de Bredasche bevol
king in groote moeilijkheden verkeert; al zijn er wel eens meenings-
verschillen geweest, toch is het altijd hun bedoeling geweest voor de
belangen van die bevolking te werken. Spr. is bereid de woorden, ge
sproken bij de behandeling van de gemeentebegrooting voor 1936 door
den heer Mr. Janssens, die toendertijd voorzitter der Roomsch-Kath.
Fractie was, tot de zijne te maken, n.l. dat hij zich ten zeerste verheugt
over den groeienden geest van samenwerking tusschen de Kath. Frac
tie en die van de Partij van den Arbeid (toen S.D.A.P.), die schoone
beloften inhoudt voor de toekomst. De wrijving, welke in den tijde-
lijken Raad bestond, was volgens Spr. voornamelijk te wijten aan de
tijdsomstandigheden. Nu, in een Raad, die door de bevolking zelf ge
kozen is, doet zich de gelegenheid voor tot goede samenwerking. Spr.
is bereid het werk in het College te aanvaarden volgens het urgentie
programma van de Partij van den Arbeid.
De heer SPRANGERS verklaart als oudste raadslid zich de verheuge
nis van den heer Van Houten te kunnen indenken; hij hoopt, dat deze
hier vele jaren de functie van wethouder zal mogen vervullen.
4. Besluit van de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, d.d. 4
Februari 1947, G no. 711, houdende goedkeuring van het raadsbesluit
van 15 October 1946 tot aankoop van perceelen grond, gelegen nabij de
Liniestraat, van W. Leenaars en M. J. van Gils.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
5. Besluiten van de Gedeputeerde Staten voornoemd, houdende goed
keuring van besluiten van Burgemeester en Wethouders omtrent be
stuursbevoegdheden, welke door den Raad aan hen zijn overgedragen.
De heer BRINKERHOF vraagt, wanneer die bestuursbevoegdheden
aan Burgemeester en Wethouders zijn gedelegeerd.
De VOORZITTER: In 1937.
De heer BRINKERHOF vraagt, of die delegatie steeds van kracht
blijft.
De VOORZITTER.' Totdat de Raad haar eigener beweging intrekt of
Burgemeester en Wethouders het voorstel daartoe doen.
Zonder verdere opmerkingen worden de besluiten van Gede
puteerde Staten voor kennisgeving aangenomen.
6. Voorstel van het College van Curatoren van het Gymnasium tot
benoeming van een tijdelijk leeraar in de klassieke talen aan het Sted.
Gymnasium; met prae-advies van Burgemeester en Wethouders. (Bij
lagen 1947, no. 54.)
Zonder eenige bedenking wordt dienovereenkomstig besloten.