4 MAART 1947 571 17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van een crediet voor straataanleg en rioleering in de omgeving Oos- terstraat-Dintelstraat. (Bijlagen 1947, no. 61.) Niemand der leden, hiertegen eenige bedenkingen te kennen gevende, wordt dienovereenkomstig besloten 18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van een crediet voor het dempen van een gedeelte van den ouden Marktak tusschen Van Coothbrug en Markendaalscheweg. (Bijlagen 1947, no. 62.) Zonder eenige bedenking wordt daartoe besloten. 19. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van een crediet voor het aanleggen van een gedeelte van den Markendaal scheweg, tusschen de Mr. Dr. Frederiksstaaat en de Van Coothbrug. (Bijlagen 1947, no. 63.) Niemand der leden hiertegen eenige bedenkingen te kennen gevende, wordt dienovereenkomstig besloten. 20. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de begrooting der gemeente voor het dienstjaar 1947. De heer SPRANGERS verklaart, er niet zeker van te zijn, dat de Gedeputeerde Staten hieraan hun goedkeuring zullen verleenen. Het betreft hier namelijk gewone uitgaven; deze mogen nooit door geld- leening worden gedekt. De VOORZITTER zegt, dat het hier gaat om de kosten voor inrich ting van het gemeente-archief; deze kosten kunnen gerust onder den kapitaaldienst worden gebracht. De heer BRINKERHOF vraagt, of bij de levering der benoodigde rek ken de plaatselijke handel niet kan worden ingeschakeld. De VOORZITTER vreest, dat de kosten dan hooger zullen worden. Het kan evenwel worden nagegaan. Wethouder STRUYCKEN vermoedt, dat de levering toch wel zal loopen over een firma, die dit rayon bedient. Zonder verdere bedenkingen wordt daarop overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 21. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de verordening op de heffing van legesgelden. (Bijlagen 1947, no. 51.) De heer DE RUITER vraagt, waarop men de veronderstelling baseert, dat de venters thans meer verdienen dan in 1935. De VOORZITTER merkt op, dat -het hier gaat om een betrekkelijk gering bedrag. Er is van hoogerhand de aandacht gevestigd op de wenschelijkheid de legesbedragen te verhoogen. Zonder verdere opmerkingen wordt conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 571