590
15 APRIL 1947
De heer JONGBLOED vindt niet, dat deze begrooting getuigt van de
zuinigheid, welke betracht zal worden. 30.000 kg. mest voor zulk een
pleintje acht Spr. toch wel erg veel. Hij had gaarne nadere inlich
tingen, alvorens zich met dit plan te kunnen vereenigen.
Wethouder VAN HAPEREN zegt, dat 30.000 een groot getal is, maar
compost weegt zwaar; men is gauw aan zulk een hoeveelheid toe. De
ondergrond van het aan te leggen plantsoen is zeer slecht. Dit draagt
er voor een niet gering deel toe bij om de kosten hoog te doen zijn.
Bovendien moet de zaak behoorlijk aangepakt worden; het gaat hier
om het entrée van de stad.
De heer JONGBLOED vraagt, of de gemeente zelf de benoodigde
compost kan leveren.
Wethouder VAN HAPEREN zegt, dat dit wel mogelijk is.
De heer JONGBLOED kan zich na de toelichting van den Wethouder
wel met het voorstel vereenigen. Spreker hoopt, dat bij de uitvoering
zooveel mogelijk zuinigheid betracht zal worden.
De heer VAN SWOL merkt op, dat men nu wel het entrée van de
stad heel mooi gaat maken, maar de uiteinden moeten ook mooi zijn.
Spreker wijst in dit verband op den onhoudbaren toestand, waarin de
Wolfslaardreef verkeert.
De VOORZITTER zegt, dat die. toestand hier al eens meer ter sprake
is gekomen. De Wolfslaardreef is evenwel een particuliere weg, waar
aan van Rijkswege woningen zijn gezet. Burgemeester en Wethouders
hebben zich tot het Rijk gewend om maatregelen te treffen tot ver
betering van den weg. De zaak is echter nog hangende.
De heer VAN SWOL wil den weg toch door de gemeente in orde
laten brengen. De aanwonenden zijn met die onderhandelingen niet
geholpen.
De VOORZITTER zegt, dat de gemeente dat niet kan doen. Het Rijk
moet voor verbetering zorgdragen.
De heer VAN SWOL zou den weg alleen willen doen egaliseeren.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders nog eens bij
het Rijk op spoedige verbetering zullen aandringen.
De heer VAN SWOL wil nog een maand wachten; als de zaak dan
niet in orde is, zal hij een voorstel doen om den weg van gemeentewege
te verbeteren.
De heer LAUREY vraagt, of de eigenaar van den weg niet gedwon
gen kan worden dezen in orde te brengen.
De VOORZITTER antwoordt, dat het Rijk de huizen heeft gezet. Spr.
wil wel laten nagaan, hoeveel het zal kosten den weg op eenvoudige
wijze te verbeteren. Hij zal die kostenbegrooting dan aan het Rijk
voorleggen.