15 APRIL 1947 593 doorgeven; hij heeft dit ook den vorigen keer gedaan. Spreker is er van overtuigd, dat in dien geest gewerkt zal worden. Zonder verdere opmerkingen wordt conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 30. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van credieten voor het inrichten tot woning van den politiepost-Marksingel en het Voormalig autobusstation. (Bijlagen 1947, no. 87.) De heer DE RUITER heeft uit de stukken gezien, dat het publieke urinoir daar gevestigd blijft. Spreker vraagt, of dit niet bezwaarlijk is, nu de politiepost woonhuis wordt. De VOORZITTER antwoordt, dat het urinoir daar altijd is geweest, toen het politiepost was. Nu komt er weer een politieagent in het post huis wonen. Spreker gelooft niet, dat het een bezwaar zal zijn; op den Markendaalscheweg is zulk een inrichting ook tegen een particulier huis aangebouwd. Zonder verdere bedenkingen wordt conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 31. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van een crediet voor het doen afgraven van een perceel grond nabij de Strijenlaan. (Bijlagen 1947, no. 82.) Niemand der leden hiertegen eenige bedenkingen te kennen gevende, wordt dienovereenkomstig besloten. 32. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van credieten voor verbetering van de wegdekken van den Tramsingel en den Stationsweg. (Bijlagen 1947, no. 86.) De heer VAN OOSTERHOUT kan zich niet geheel .vereenigen met dit voorstel, volgens hetwelk men op den Tramsingel een rijweg van 7 m. breedte, daarnaast een ongebruikte strook en vervolgens het rij wielpad zal krijgen. Men blijft dan echter altijd zitten met die onge bruikte strook. Spreker wil daarom een rijweg van 7 m., daarnaast het rijwielpad en dan een wandelpad langs het water. Dit heeft ook het voordeel, dat later, bij eventueelen ombouw van den rijweg, rijwielpad en wandelpad op hun plaats kunnen blijven. De meerdere kosten, aan zijn plan verbonden, zijn dus wel verantwoord. De VOORZITTER heeft er uit een oogpunt van verkeer bezwaar tegen, het rijwielpad direct langs den rijweg te laten loopen. Ook zou het bij eventueelen ombouw niet zeker zijn, dat het rijwielpad daar kon blijven; de rijweg zou misschien breeder moeten worden. De heer VAN OOSTERHOUT vindt het een groot bezwaar, dat die strook „niemandsland" blijft bestaan. De VOORZITTER zegt, dat bedoelde strook wandelpad wordt. Men moet z.i. het rijwielpad maken, waar men het houden kan. Het wan delpad zou met een ligusterhaagje kunnen worden afgescheiden. De heer VAN OOSTERHOUT wil het gedeelte van het trottoir ter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 593