15 APRIL 1947
599
accoord en daarop zijn de drie leden de heeren Van Oosterhout, Schijen
en ondergeteekende bijeengekomen om de plannen nader met elkaar te
bespreken en kwamen overeen den Burgemeester te verzoeken een ver
gadering van de Commissie te beleggen. U was direct bereid deze uit
te schrijven. In deze vergadering brachten wij onze bezwaren, uitslui
tend wat de indeeling betreft, naar voren t.w. Ie. de opgang van de
trap zou beter bij de voordeur kunnen zijn; 2e. de gang die aan de ach
terzijde is geprojecteerd zou kunnen vervallen waardoor meer ruimte
voor bewoning beschikbaar kwam; 3e. op de zolder zagen we gaarne een
borstwering, waardoor de zolder bruikbaarder zou worden en ten slotte
de kelder kon zonder groote kosten dieper gemaakt worden. Toen de
directeur van Openbare Werken deze wenschen had aangehoord, ant
woordde de directeur: „Ja, heeren dat is allemaal wel heel mooi, maar ik
heb mij te houden aan de voorschriften die het Departement van We
deropbouw ons stelt." Ik antwoordde daarop, dat in mijn bezit is een
brochure „Voorloopige Wenken."
Vervolgens zegt Spr., dat hij heeft geïnformeerd, wat de door den
Directeur bedoelde voorschriften inhielden. Zij bleken echter dezelfden
inhoud te hebben als de voorloopige wenken. Deze gedoogen, dat er
heel andere woningen kunnen worden gebouwd dan deze. Ook kan men
van de indeeling der woningen afwijken. Het zijn dus louter wenken.
De Bouwcommissie is derhalve niet volledig ingelicht. Spr. betreurt,
dat niet de noodige aandacht is gewijd aan de wenken, door de Bouw
commissie gegeven.
De VOORZITTER gaat voor een deel accoord met hetgeen door den
heer Brinkerhof is gezegd. De woningen zijn voor een groot deel ont
worpen door den dienst van Openbare Werken. De Directeur heeft de
plannen in Den Bosch besproken; daar zijn toen eischen gesteld voor
goedkeuring. Hierop doelde de Directeur, toen hij zeide, dat hij zich
aan de voorschriften moest houden. Voortaan zullen echter geen plan
nen voor woningbouw meer worden opgemaakt, voordat zij schetsmatig
in de Bouwcommissie zijn behandeld.
De heer BRINKERHOF merkt op, dat het bestek nimmer ter inzage
is gegeven aan de Bouwcommissie. Spr. is dan ook nu eerst tot de
ontdekking gekomen, dat de woningen stalen ramen in houten kozijnen
krijgen. Er is echter niets leelijker dan stalen ramen voor dergelijke
woningen. Spr. wil dan ook houten ramen zien aangebracht; deze vol
doen veel beter. Voorts zegt Spr., dat men in de woningen aan de
Overakkerstraat tegen een plafond van steenen aankijkt. Dit is af
schuwelijk; Spr. hoopt niet, dat dit hier het geval zal zijn. De plafonds-
bzehooren afgedekt te worden met een mastieklaag i.p.v. met cement.
Ook de zolders zijn niet bruikbaar; men kan niet in de hoeken komen.
Spr. wil daarom een borstwering zien aangebracht.
De heer LABAN heeft begrepen, dat de Voorzitter het eens is met de
bezwaren van de Bouwcommissie.
De VOORZITTER ontkent dit; hij vindt alleen, dat het plan in een
te laat stadium aan de Bouwcommissie ter beoordeeling is voorgelegd.
De heer LABAN acht het aanbrengen van een borstwering ook noodig.
Spr. vraagt, of dit alsnog kan gebeuren.