102 31 MAART 1948 rooien der bomen zou worden overgegaan, het liefst de stad voor ëeh poos zoudt verlaten om het pijnlijk neervellen dezer machtige bomen niet behoeven te aanschouwen. De beschouwingen nadien door de Raadsleden onderling gehouden laten er dan ook geen twijfel aan bestaan, dat ieder onzer individueel het in de grond van zijn hart betreurt dat ons „Valken" op zo in grijpende wijze zal worden beroofd van een deel van zijn natuurschoon, dat door geen Officiersgebouw, hockeyveld of grastapijten kan worden vervangen. 1l - j i Ik weet niet hoe het mijn mede-Raadsleden is gegaan, doch voor mij zelf moet ik eerlijk getuigen dat telkenmale als wij nader en meer werden ingelicht over de plannen zoals die geleidelijk vaste vorm gingen aannemen, het voor mij al maar moeilijker werd een bepaald standpunt in deze uiterst gewichtige aangelegenheid in te nemen en dat ik telkenmale van mijzelf moest getuigen „entre ces deux mon coeur balance". Nog moeilijker werd de keuze toen wij onder zo deskundige voor lichting van professor Bijhouwer en van onze bekwame Directeur van Beplantingen in het park werden rondgeleid, waarbij ik mij niet aan de indruk kon onttrekken dat het offer aan Natuurschoon in werkelijk heid groter was dan ik me aanvankelijk had voorgesteld- Een indruk, welke naar uitlatingen ter plaatse van de andere Raads leden, wel als een algemene kon worden aangemerkt. Het werd er niet gemakkelijker op mijnheer de Voorzitter, toen onmiddellijk daarna door tal van Raadsleden bezwaren en opmerkingen van velerlei aard tegen de plannen naar voren werden gebracht, waar naar ik met levendige belangstelling heb geluisterd. Om maar enkele der vele sprekers te memoreren trof mij vooral de weloverwogen technische beschouwingen van ons medelid, tevens lid der Bouwcommissie, de heer van Oosterhout; beschouwingen, welke van gedegen studie en inzicht getuigden en welke ik als het ware ten volle kon onderschrijven. Ik luisterde met niet minder belangstelling naar de zakelijke critiek, welke de heer Kamphuis oefende en vooral diens financiële bezwaren maakten op mij een niet te onderschatten indruk, zodat ik zijn betoog grotelijks kon delen en aanvaarden. Met niet minder interesse luisterde ik naar wat men zou kunnen noemen de historische beschouwingen van de heer Meys en naar diens uitgesproken verlangens betreffende de doorbraak aan de Lange Stallen- Ik luisterde maar mijnheer de Voorzitter doch met evenveel belang stelling óók naar de rustige en van parate kennis getuigende technische antwoorden van Prof- Bijhouwer zowel als naar Uwe van objectiviteit getuigende argumenten, doch na dit alles was het mij nog even moeilijk een bepaald standpunt ten deze in te nemen. Doch ten slotte wetende, dat ook van mij een beslissende stem mag worden verwacht, omdat het hier nu eenmaal gaat om een zo allerge wichtigste aangelegenheid, welke men door zogenaamd blanco stemmen niet mag of kan ontlopen, heb ik, na velerlei hoor en weder-hoor hier in de Raad zowel als in mijn fractie als onder ingezetenen, een mening gevestigd en wel in deze zin, dat ik tot de overtuiging gekomen ben, dat het behoud of het bezit der Kon. Militaire Academie naar mijn persoonlijke mening en overtuiging, het brengen van het zg. Valken berg-offer ten volle rechtvaardigt- Het zij mij veroorloofd mijnheer de Voorzitter, in het kort mijn stem nader te motiveren-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 102