104
31 MAART 1948
van de standing of het cachet van de stad Breda en voorts dat door
het ibezit van de K.M-A. de gemeentebelangen in niet te onderschatten
mate worden gediend.
Ten slotte heeft bij mijn uiteindelijke beslissing een belangrijke rol
gespeeld het feit, dat de Gemeente, tengevolge van het Valkenberg
transactie in het bezit komt van een plantsoen met speelterreinen dat
ongetwijfeld een enorme verfraaiing en verbetering betekent van een
Stadsgedeelte dat thans, eveneens gelegen in het hartje van de stad,
een troosteloze, alles ontsierende kale steppe vormt- Ik acht dan ook,
het verkrijgen in eigendom van dat terrein een zeer belangrijke com
pensatie voor het verlies van een deel van het Valkenberg.
Op grond van al deze overwegingen zal ik mijn stem dan ook aan
het voorstel van Burgemeester en Wethouders geven. Dank U-"
De heer TEN HOLDER zegt het volgende:
„Mijnheer de Voorzitter,
Het is ons niet gegeven in de toekomst te zien. En toch, hoe wenselijk
zou het zijn dit te kunnen, nu wij staan voor een beslissing, waarop
latere geslachten aan de hand van de feiten ons zullen oordelen. Wat
zal de toekomst zijn van Breda, wanneer wij zouden besluiten het ver
zoek van de militaire autoriteiten af te wijzen en daarmee riskeerden,
dat de Mil- Academie wellicht hier niet gevestigd zou blijven, hoe,
anderzijds, zullen onze nazaten oordelen, indien wij een gedeelte van
dit historisch bezit het Valkenberg, waarop wij als Bredanaars zo trots
zijn, zouden afstaan en wellicht daarmee zouden bewerkstelligen, dat
dit bezit zal uiteenvallen in op de duur niet meer bijeen horende stuk
ken om voorgoed practisch zijn gehele waarde te verliezen?
Wij zouden op dit historische ogenblik, mijnheer de Voorzitter, zo
gaarne in de toekomst zien maar het is ons onmogelijk- Wij kunnen
slechts trachten door het verleden na te gaan en logische gevolgtrek
kingen te maken een schimmig beeld van die toekomst te ontwerpen-
Mijnheer de Voorzitter, Breda neemt onder de steden van Brabant
wel een zeer aparte plaats in. Het is een stad, waar het niet alleen
goed wonen is voor degenen, die er geboren en getogen zijn, het is
tevens een stad, -die grote aantrekkingskracht uitoefent op vreemde
lingen, zowel van beneden als van boven de Moerdijk. Het is onge
twijfeld een complex van factoren, dat deze buitengemene aantrek
kingskracht bepaalt.
De gunstige ligging, de schone bouw van parken en gebouwen, de
prachtige natuur in de omstreken zijn er ongetwijfeld belangrijke
elementen in-
Maar toch, er moet nog een andere factor zijn, die Breda zo gezien
en geliefd maakt in wijde kringen in ons land, die er een sfeer heeft
geschapen, die het voor ieder goed maakt hier te zijn. Ik geloof,
mijnheer de Voorzitter, dat het het veelvuldig duurzaam verblijf van
personen uit alle delen van het land afkomstig, is geweest, die deze
bevruchtende uitwerking op ons stadsleven heeft gehad en heeft ver
hinderd, dat Breda tot een te beperkt provincialisme verviel, en het
staat voor mij vast, dat de aanwezigheid van de militaire centra hier
ter stede hiertoe belangrijk hebben bijgedragen-
Al zou het alleen dan ook maar -dit element, deze invloed op het in
tellectuele en gemeenschapsleven, zijn, de meer twijfelachtige econo
mische overwegingen ter zijde gelaten het zou voldoende begrijpe
lijk maken, dat Breda op het behoud van de Militaire Academie binnen
zijn muren gesteld is.
Mijnheer de Voorzitter ik geloof niet, dat er velen onder ons zijn,