106 31 MAART 1948 jaren hecht met elkander herbonden geweest. Breda heeft van de Academie profijt getrokken zo goed als de Academie van Breda heeft geprofiteerd- Ik zou wensen, dat die toestand zou voortduren- Maar het is onbillijk, van ons een onherstelbare daad van Cultuuraantasting te eisen om daartoe te geraken, te meer, wanneer de noodzaak ervan niet afdoende is bewezen en wanneer tegenover het offer niet een be langrijke compensatie, wordt gesteld. In dat geval mijnheer de Voor zitter hebben wij maar één devies; „Het gaat ons aan het hart maar dan zullen wij het doen zonder Academie. Ik dank U." De heer VAN OIJEN zegt het volgende: „Mijnheer de Voorzitter, Zo volkomen terecht heeft de heer Sprangers in de vorige vergade ring het woord aangehaald van de heer Schijen in „Edele Brabant": Er zijn voor Breda voordelen te behalen, er zijn ook offers te brengen. Zoals reeds verschillende malen werd betoogd: op economisch en cultureel gebied betekent de vestiging van de Koninklijke Militaire Academie voordeel; slechts zeer node doen wij afstand van een gedeelte van het Valkenberg, vertrouwende, dat onder leiding van Prof- Bij houwer en de Directeur der Beplantingen van het nog resterende ge deelte waarlijk iets moois tot stand wordt gebracht- Wij, Nederlanders, zijn trots op onze Universiteiten en Hogescholen. Laten wij ook trots zijn op de vestiging der Koninklijke Militaire Aca demie en kunnen daarbij Breda haar verantwoordelijkheid aan de ter scholing komende op velerlei gebied het beste en hoogste te geven, hetgeen een stad bieden kan. Anderzijds lere de Academie de ter scholing komenden niet alleen heroisme van het zwaard, doch ook adeldom van moraal en de geest, opdat de soldaat in zijn meerdere niet alleen zie: de man met 6terren en strepen, doch „een vader van de Compagnie", die kerels kweekt van stavast, waarbij zij in hem in geestelijk en moreel opzicht Gteun vinden, die, naar de woorden eens door onze geërbiedigde Koningin gesproken, „weet, dat thans ook van hem gevraagd wordt een daad van vertrouwen, van zelfopoffering, zedelijke moed en van geloof." Dan, mijnheer de Voorzitter, is de Militaire Academie Koninklijke Militaire Academie, en is het gebrachte offer zeker niet te vergeefs geweest. Dank U-" De heer MEIJERS zegt het volgende: „Mijnheer de Voorzitter, Thans zal moeten worden beslist of de overeenkomst met het Rijk zal worden gesloten of niet- Besluiten we in de geest als door het college van Burgemeester en Wethouders voorgesteld, dan moet een gedeelte van het z.g. „Valken" worden prijs gegeven en heeft het „Valken" als stadspark afgedaan. Naar mijn mening is het offer, dat gevraagd wordt, te zwaar- Het Valken is alom bekend. Spreekt men van Breda, dan wordt ook het Valken in het gesprek aangehaald- Het park is een recreatie-oord bij uitnemendheid. Gelegen in het centrum van de oude stad en een toegang van grote betekenis; een ge heel waarop Breda trots mag zijn. In weinige gemeenten is een derge lijk ontspanningsoord te vinden. Nu kan men wel zeggen, dat het gedeelte, dat wordt afgestaan niet ontsierd zal worden; doch wat zal de toekomst geven- Het Rijk krijgt de vrije beschikking. Men zal beginnen met de bouw van een officierenverblijf- Een ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 106