136 ONTWERP 20 APRIL 1948 sociale leven bevindt of dikwijls in contact komt met gezinnen waarin zieken of daarmee gelijk te stellen personen aanwezig zijn, weet hoe groot de behoefte aan gezinsverzorging is, en beseft dat op allerlei manieren getracht dient te worden in deze behoefte binnen zo kort mogelijke tijd te voorzien- Het verzoek van de Maatschappelijke Ge zinszorg komt mij juist daarom zo redelijk voor, omdat er vele meisjes zijn, die zich uit hogere motieven tot dit werk getrokken voelen, doch aan dit verlangen, aan deze roeping zou ik haast zeggen, wegens finan ciële bezwaren niet kunnen voldoen; de ouders dezer meisjes kunnen nl- dikwijls óf hun inkomsten niet missen, óf hun onderhoud en hun opleiding niet betalen- Als men nu aanneemt dat van elke 10 meisjes die in opleiding komen er in de loop van bv. 5 jaar zeker de helft af valt ten gevolge van huwelijk, geestelijke staat, ziekte of anderszins, dan komen wij dus tot de conclusie dat de plaats of de instelling die de opleiding van 10 krachten bekostigt, daardoor slechts een jaarlijkse toe name krijgt van 5. Zodat 'uiteindelijk, in casu de stad Breda slechts de opleiding van haar eigen hulpkrachten bekostigt, en ik zie niet in waarom dit geen stedelijke aangelegenheid zou zijn. Ook in deze geest wil ik dan een voorstel doen. Het verzoek van de Stichting Gezinszorg om bij de uitbreiding van hun werk ook het onderdak en andere accomodaties daarmede parallel te laten verlopen, en daartoe een subsidie in eens te mogen ontvangen wil ik ook als billijk zien. Ik zou evenwel, gezien de mogelijkheid dat de verhouding tussen stad en Katholiek Gezinszorg aan verande ringen onderhevig is, dit bedrag in principe willen toestaan, evenwel verdeeld over 10 gelijke termijnen van elk jaar 1000eventueel ver meerderd met interest van het resterende bedrag a 3°/o. Tot slot nog een algemene, opmerking welke hier slechts zijdelings verband mede houdt; en wel deze, dat bij mij steeds al Uwe voorstellen tot verfraaiing van de stad, verbetering van diensten, in één woord alle zorg voor het niet menselijke leven en voor het materiele, mijn volle steun en sympathie hebben. Doch alles wat dient tot opheffing en hulp van de gezinnen, en ik wil dit zeer ruim zien, in de vorm van geestelijk leven, gezondheidszorg, onderwijs, raakt nog meer de kern van onze stad, het gezin; en het is dan ook daarom mijnheer de Voor zitter, dat ik U wil verzoeken, de voorstellen van Burgemeester en Wethouders in deze geest te wijzigen. Voor deze vergadering is aan de Raadsleden een schrijven ter hand gesteld van het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant betreffende subsidiëring van sociale gezinszorg. Spreker hoopt dat toch nog een mogelijkheid gevonden zal kunnen worden om de Stichting Katholieke Gezinszorg te helpen. De heer BREKELMANS is van mening dat alle Raadsleden het over de toekenning van deze subsidie wel eens zullen zijn- Spreker vraagt echter of deze Gezinszorg voor alle gezindten is of dat deze zorg zich uitsluitend beperkt tot het katholieke deel van de bevolking- De heer VERHAAK anwoordt dat van de 480 gezinnen die in 1947 zijn geholpen er 160 niet-katholiek waren- De heer VAN BIJNEN deelt mede dat hetgeen hij naar voren had willen brengen reeds door de heer Verhaak is gezegd. Spreker gaat volledig met het voorstel van de heer Verhaak accoord. Ten aanzien van de gezinsverzorgsters wil spreker voorstellen het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 136